HIS4. Contractiele cellen (blad2) Flashcards

1
Q

Functie van actinine

A

Vasthouden van actinefilamenten in een roosteropstelling ter hoogte van de Z-schijf.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Z-schijf-eiwitten

A
  • actinine
  • filamine
  • amorfine
  • Z-eiwit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Nebuline

A

geassocieerd met dunne filamenten (actinefilamenten)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Functie van myomesine

A

Vasthouden van myosinefilamenten in een roosteropstelling ter hoogte van de M-lijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is titine/connectine?

A

Een lang, elastisch eiwit dat loopt van de Z-schijf, evenwijdig aan de filamentenarray.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Functie van titine/connectine

A

Uiteinden van dikke filamenten verbinden met de M-lijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Functie van demine-filamenten

A

Aangrenzende myofibrillen met elkaar, en met het celmembraan verbinden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Lokalisatie myosine-bindend eiwit C1

A

strepen die parallel lopen aan de M-band in de eerste helft van de A-band

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat gebeurt er tijdens de spiercontractie?

A

Actinefilamenten glijden langs de myosinefilamenten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

opbouw dun filament

A
  • actine
  • tropomyosine
  • troponinecomplexen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

functie van tropomyosine in een dun filament

A

het actinefilament verstijven en stabiliseren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

functie van het troponinecomplex in een dun filament

A
  • Ca binden
  • Wanneer Ca bindt, dan worden de bindingsplaatsen voor de kopjes van myosine vrijgezet. De kopjes van myosine kunnen dan binden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Soorten troponine (letters)

A
  • T
  • I
  • C
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

functie troponine T

A
  • Bindt het complex aan tropomyosine
  • Positioneert het complex op het actinefilament op de plaats waar actine aan myosine zou binden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

functie troponine I

A

voorkomen dat myosine aan actine bindt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

functie troponine C

A

Ca ionen binden => leidt tot conformatieverandering

17
Q

Hoe wordt de kracht van de spiercontractie overgebracht naar de ECM?

A
  • Verbindingsmoleculen verbinden het cytoskelet van elke spiervezel met de externe lamina.
  • Actinefilamenten zijn gekoppeld aan dystrofine.
  • Dystrofine bindt aan een complex dat bestaat uit verschillende glycoproteïnen die via het spiercelmembraan een brug vormen naar het celoppervlak.
  • Buitenoppervlak van spiercellen bevatten glycoproteïnecomplexen met merosine.
18
Q

Wat is het T-tubulaire systeem

A

Dunne buisjes die vanaf het oppervlaktemembraan diep uitstrekken door de spiervezel.

19
Q

Lokalisatie van het T-tubulaire systeem

A

AI overgang

20
Q

Opbouw T-tubulaire systeem

A

naast elke T-tubulus bevinden zich 2 uitbreidingen van het sarcoplasmatisch reticulum

21
Q

functie sarcoplasmatisch reticulum langs T-tubules

A
  • Bevatten een hoge Ca concentratie
  • Reactie op membraandepolarisatie: Ca vrijlaten in het cytosol van de spiervezel
  • dit leidt tot contractie
22
Q

kenmerk harstspieren

A
  • dwarse streping
  • centrale kern