HIS2. Bindweefsels (1ste 2p) Flashcards
Hoofdfunctie van steuncellen
mechanische stabiliteit aan weefsels bieden
Belangrijke materialen in de ECM
- Glycosaminoglycanen
- fibrillaire eiwitten
- kleine hoeveelheden structureel glycoproteïne
Algemene structuur van ECM
Verspreid netwerk van steuncellen die een georganiseerd extracellulair netwerk van fibrillaire eiwitten produceren gerangschikt in een gel van GAG
Eigenschappen van glycosaminoglycanen
- grote, onvertakte polysachariden
- negatief geladen
- hydrofiel
Functies van glycosaminoglycanen
- turgor van ECM => vervorming door drukkrachten voorkomen
- de diffusie van de stoffen door ECM bepalen
- binden aan andere eiwitten om proteoglycanen te vormen
Hoe worden proteoglycanen gevormd
door glycosaminoglycanen die aan andere eiwitten gaan binden
functie van proteoglycanen in de ECM
- grote hydratatieruimte in de ECM behouden
- poriegrootte van de matrixgel variëren => selectieve diffusie mogelijk maken
4 groepen glycosaminoglycanen
- hyaluronzuur
- chondroïtinesulfaat en dermatansulfaat
- heparansulfaat en heparine
- keratansulfaat
4 belangrijke eiwitten die fibrillen vormen in de ECM
- collageen
- fibrilline
- elastine
- fibronectine
functie van fibrillaire eiwitten in de ECM
- trekeigenschappen aan weefsels voorzien
- verankering bieden aan andere cellulaire elementen in weefsels
collageen type I voorkomen
dermis, pees, been, dentine
collageen type I functies
treksterkte aan weefsels voorzien
collageen type I kenmerken
- collageenvezels
- bestand tegen trekspanningen in weefsel
collageen type II voorkomen
Hyalien en elastisch KB
Kenmerk van collageen type II
fibril
voorkomen van collageen type III
- onderdeel fibroreticulaire lamina
- organen
- endoneurium
- foetus
kenmerken van collageen type III
- reticulaire vezels/reticuline
- dunne vezels
- vormen een los gaas
functie van collageen type III
ondersteunend functie in basaal membraan als onderdeel van de fibroreticulaire lamina
voorkomen collageen type IV
basaal membraan van epitheelcellen
kenmerken collageen type IV
- vormt een netwerk
- vilt, korrelig
voorkomen collageen type V
- Basaal membraan van gladde spiercellen, Schwann-cellen
- bevindt zich in de huid thv de dermo-epidermale overgang
- placenta
kenmerken van collageen type V
associatie met collageen type I
voorkomen van collageen type VII
basale membranen
kenmerk collageen type VII
verankerende fibrillen
voorkomen van collageen type VIII
Membraan van Descemet in hoornvlies oog
Kenmerk collageen type VIII
Hexagonaal rooster
Elastine
- hoofdbestanddeel elastische vezels
- hydrofoob eiwit
vorming van elastine
- interactie van elastine en fibrilline
- fibrilline-microfibrillen organiseren de elastine zodat het tussen de microfibrillen wordt afgezet en duidelijke elastische vezels vormt
functies van elastine
- elasticiteit verlenen aan weefsels
- zorgen dat weefsel terugveren na uitrekken
fibrilline
- fibrilvormend glycoproteïne
- hoofdbestanddeel van extracellulaire microfibrillen
microfibrillen
- bestanddeel van elastische vezels
- in ECM van long- , huid- en bloedvaten
functie microfibrillen
adhesie tussen verschillende componenten van het ECM bemiddelen
voorbeelden van extracellulaire structurele glycoproteïnen
- fibronectines
- laminine
- perlecan
- nidogens
functies van extracellulaire structurele glycoproteïnen
- interactie tussen cellen en de ECM bemiddelen
- interageren met specifieke receptoren op het celoppervlak
3 vormen van fibronectine
- circulerend plasma-eiwit
- eiwit tijdelijk aan celoppervlak gehecht
- onoplosbare fibrillen die deel uitmaken van de ECM
Functioneel belang van fibronectine
kunnen aan verschillende weefselcomponenten hechten omdat het bindingsplaatsen voor collageen, heparine en celadhesiemoleculen bevat
voorbeeld van een fibronectinereceptor
integrine