BBB - H14. Voorste buikwand (p1-3) Flashcards

1
Q

ligging abdomen

A

deel van de romp tussen thorax en bekken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

grenzen van het abdomen

A
  • diafragma
  • bekkeningang
  • spierwand
  • wervelkolom met psoas major en quadratus lumborum
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

ligging van de navel in een “normale situatie”

A
  • thv discus L3-L4.
  • Halverwege de lijn tussen processus xiphoideus en symphysis pubica
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

ligging van de navel bij obese personen

A

ligging varieert met de houding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

ligging van de navel bij kinderen en ouderen

A

lager dan in een normale situatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

is de navel een betrouwbaar referentiepunt?

A

neen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

ligging linea alba

A
  • verbindt de processus xiphoideus met de symphysis pubica
  • middellijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

functie van de linea alba

A

buikwand in linker en rechterhelft verdelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

verloop linea semilunaris

A
  • convex naar lateraal
  • ribKB9 tot tuberculum pubicum
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

functie van linea semilunaris

A

laterale grens van m. rectus abdominis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

ligging lig. inguinale (liesband)

A

onder liesplooi

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

palpatie van lig. inguinale (liesband)

A

over de ganse lengte te palperen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Palpatie van de symphysis pubica

A
  • harde weerstand aan ondereinde van de linea alba
  • vet kan dat belemmeren
  • bovenrand is altijd voelbaar
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

welk ligament zit vast aan het tuberculum pubicum

A

lig. inguinale

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

verloop midclaviculaire lijnen

A

middenpunt clavicula tot aan 1/2 afstand tussen SIAS en tuberculum pubicum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

subcostale vlak latijn

A

planum subcostale

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

ligging planum subcostale

A
  • Horizontaal vlak door de onderrand van ribKB 10
  • door bovenste gedeelte van L3
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Trans-/intertuberculaire vlak latijn

A

planum interubercularel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

ligging transtuberculair vlak

A
  • vlak dat door beide tubercula iliaca gaat
  • door L5
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

bovenste rij vlakken van rechts naar links

A
  • Rechterhypochondrium (regio hypochondrica dextra)
  • Epigastrium (regio epigastrica)
  • Linkerhypochondrium (regio hypochondrica sinistra)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

middenste rij vlakken van rechts naar links

A
  • rechterflank (regio lateralis dextra)
  • mesogastrium (regio umbilicalis)
  • linkerflank (regio lateralis sinistra)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

onderste rij vlakken van rechts naar links

A
  • Rechter fossa-iliaca (regio inguinalis dextra)
  • Hypogastrium (regio pubica)
  • Linker fossa-iliaca (regio inguinalis sinistra)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

transpylorisch vlak latijn

A

planum transpyloricum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

ligging planum transpyloricum

A
  • 1/2 afstand tussen bovenrand manubrium sterni en symphysis pubica (bij de meeste mensen halverwege xiphoisternale junctie en navel)
  • door onderrand L1 en door pylorus
25
Q

waar loopt het transpylorisch vlak nog door

A
  • voorste deel van ribKB 9
  • duodenojejunale junctie
  • nek van pancreas
  • nierhili
26
Q

ligging transumbilicaal vlak

A

door de navel

27
Q

bij mensen met een stevige anterior buikwand duid het transumbilicaal vlak de hoogte van

A

discus L3-L4 aan

28
Q

op welke manieren kan de voorste buikwand verdeeld worden

A
  • in regio’s
  • in kwadranten
29
Q

hoe worden de kwadranten afgebakend

A

horizontale en verticale door de navel

30
Q

hoe komt dat baby’s en jonge kinderen een uitpuilende buik hebben

A
  • gas in maagdarmstelsel
  • buikholten die nog moeten groeien
  • spieren van de voorste buikwand moeten nog versterken
  • grote lever
31
Q

wat kunnen oorzaken zijn van volumetoename van de buik bij volwassenen

A
  • zwangerschap
  • vetafzetting
  • faeces-, lucht-, vochtopstapeling
32
Q

hoezo gaat de buik uitpuilen bij het ouder worden

A

omdat de spieren gaan verzwakken

33
Q

wat zijn striae distentiae

A

rekkingsstrepen op anterolaterale buikwand

34
Q

rekkingsstrepen op anterolaterale buikwand

A

striae distentiae

35
Q

wat zijn mogelijk oorzaken van striae distentiae

A
  • snelle volumetoename van de buik door zwangerschap/vetzucht
  • aandoeningen zoals bijnierschorshyperactiviteit
36
Q

waar komen nog striae distentiae voor

A
  • bilstreek
  • dijen
  • borsten
37
Q

waarom moeten de handen van de onderzoeker warm zijn als die de buik gaat palperen

A

omdat anders de buikspieren aangespannen worden

38
Q

fascia van camper

A

oppervlakkige losmazige laag waar onderhuids vet zich opstapelt

39
Q

oppervlakkige laag

40
Q

diepere dense laag

41
Q

fascia van scarpa

A
  • diepere dense laag
  • onderaan continu met fascia van colles = fascia perinei superficialis
  • zit vast aan fascia lata van de dij
42
Q

Belang van de verbinding tussen fascia lata en fascia van scarpa

A

voorkomt uitbreiding van oedeem in de buikwand naar de dij

43
Q

voorbeeld belang van de verbinding tussen fascia van colles en fascia van scarpa bij de man bij urethra-ruptuur

A

geëxtravaseerde urine zal zich opstapelen in het onderste gedeelte van de voorste buikwand zonder zich naar de dij uit te breiden

44
Q

leg uit hoe de rectusschede ontstaat

A

De spieren van de anterior buikwand bestaan als het ware uit 2 delen. Een spierig gedeelte dat kan contraheren en een aponeurotisch deel. De spierige gedeeltes van de 3 spierlagen gaan, naar het midden toe, geleidelijk over in hun aponeurose. De aponeurosestructuren komen samen en vormen een koker rond de rectus abdominis.

45
Q

latijn voor rectusschede

A

vagina m. recti abdominis

46
Q

vorming linea alba

A

De linea alba wordt gevormd door samenkomst van de rectusscheden aan beide kanten

47
Q

bij 80% ligt de m. pyramidalis…

A

anterior van de m. rectus abdominis

48
Q

is er een opening in de linea alba

A

ja, thv. de navel bij een foetus

49
Q

wat is de functie van de opening in de linea alba thv. de navel

A

bij een foetus lopen de umbilicale vaten door de opening naar buiten en binnen

50
Q

blijft er een opening in de linea alba thv. de navel

A

nee, na de geboorte wordt die ringvormig afgesloten door stevig bindweefsel => anulus umbilicus

51
Q

welke spier is de grootste, meest oppervlakkige spier van de spieren van de anterior buikwand?

A

m obliquus externus abdominis

52
Q

oriëntatie van de vezels van de m. obliquus externus abdominis

A
  • schuin
  • van lateraal-boven naar mediaal-onder
    (vingers in broekzak)
53
Q

OEA overgang in aponeurose

54
Q

Hoe wordt het lig. inguinale gevormd/ontstaan ervan eigl

A

de vrije onderrand van de aponeurose van de m obliquus externus abdominis is naar binnen gekruld tussen de SIAS en het tuberculum pubicum

55
Q

vorming ligamentum reflexum

A

sommige vezels van de lig. inguinale steken de linea alba over en vormen het lig. reflexum

56
Q

waar zit de OEA-aponeurose vast

A

op de crista pubica

57
Q

hoe is de uitwendige liesring/anulus inguinalis superficialis gevormd

A

Boven het mediale uiteinde van het lig. inguinalr is er een driehoekige opening in de aponeurose. Deze opening wordt door dwarse vezels afgerond tot deze liesring.

58
Q

welke spier is de middenste van de anterior buikwand

A

de musculus obliquus internus abdominis

59
Q

hoe lopen de vezels van de m obliquus internus abdominis

A

lateraal-onder naar mediaal-boven (loodrecht op die van de OEA)