BBB - H12. Structuren in het mediastinum (p.3&4) Flashcards

1
Q

2 neuronen betrokken bij de visceromotorische bezenuwing van een orgaan

A
  • preganglionaire neuron (1)
  • postganglionaire neuron (2)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

uitloper preganglionair neuron

A

preganglionaire vezel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

preganglionaire vezel synapteert met

A

meerdere postganglionaire neuronen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

preganglionaire vezels zijn wit

A

= gemyeliniseerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

waar liggen de postganglionaire neuronen

A

in ganglia buiten CZS

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

neutransmitter van parasympatische, postganglionaire vezel

A

acetylcholine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

neutransmitter van sympatische, postganglionaire vezel

A

(nor)adrenaline

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

zijn postganglionaire vezels gemyeliniseerd

A

nee, grijs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

neurotransmitter van preganglionaire vezels (para en ortho)

A

acetylcholine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

cholinerge vezels

A

vezels met acetylcholine als neurotransmitter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

adrenerge vezels

A

vezels met noradrenaline als neurotransmitter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

in sympathisch ZS: ligging preganglionair neuron

A

in de zijhoorn van ruggenmergsegementen T1-L2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

in parasympathisch ZS: ligging preganglionair neuron

A
  • herstenstam
  • ruggenmergsegmenten S2-S4
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

in sympathisch ZS: ligging postganglionair neuron

A
  • paravertebraal ganglia: grensstreng
    of
  • prevertebrale ganglia
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

in parasympathisch ZS: ligging postganglionair neuron

A
  • nabij het targetorgaan
  • in wand van targetorgaan
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

in sympathisch ZS: lengte postganglionaire vezel

A

lang

17
Q

in parasympathisch ZS: lengte postganglionaire vezel

A

kort

18
Q

in sympathisch ZS: Aantal postganglionaire neuronen waarmee 1 preganglionaire vezel
synapteert

A

tot 200

19
Q

in parasympathisch ZS: Aantal postganglionaire neuronen waarmee 1 preganglionaire vezel
synapteert

A

enkeel

20
Q

rol sympathicus

A

lichaam voorbereiden op noodsituaties, inspanningen en stress

21
Q

sympathicus zorgt voor…reacties

A

fight or flight reacties:
- snelle pols
- bleek worden
- vasoconstrictie

22
Q

thoracolumbale outflow

A

vezels verlaten het ruggenmerg via de ventrale ramivan de

23
Q

Welke 3 dingen kunnen preganglionaire vezels doen die hun ganglion bereikt hebben

A
  • synaps vormen met een neuron in het ganglion zelf
  • Opstijgen of afdalen doorheen de grensstreng om in een hoger of lager gelegen ganglion te synapteren.
  • De grensstreng verlaten om in een prevertebraal ganglion te synapteren.
24
Q

wanneer ontstaat er een postganglionaire vezel

A

preganglionaire vezel die synaps vormt met postganglionair neuron in het ganglion

25
Q

wat kan een postganglionaire vezel doen (2)

A
  • Onmiddellijk teruglopen naar de spinale zenuw van hetzelfde segment en verder hiermee meelopen en zo zijn bestemming bereiken.
  • Opstijgen/afdalen doorheen de grensstreng en deze op een hoger/lager niveau verlaten om met een spinale zenuw mee te lopen en zo zijn bestemming bereiken.