BBB - H20. Het maagdarmkanaal (p5-8) Flashcards

1
Q

arteriële bloedvoorziening van de maag

A

takken van truncus coeliacus:
- a. gastrica sinistra
- a. hepatica communis –> a. gastrica dextra, a. gastro-omentalis dextra
- a. splenica –> a. gastro-omentalis sinistra, aa. gastricae breves

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

veneuze drainage van de maag

A
  • venen die arterien volgen monden uit in het porta-systeem
  • v. gastrica dextra en -sinistra monden uit in v. portae
  • v. gastro-omentalis dextra => V. mesenterica superior
  • v. gastro-omentalis sinistra en vv. gastricae breves => v. splenica
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

parasympathische bezenuwing van de maag

A

truncus vagalis anterior en -posterior afkomstig van nn. vagi

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

vezels van de truncus vagalis anterior zijn vnl afkomstig van

A

linker-n. vagus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

verloop truncus vagalis anterior

A
  • voorvlak van slokdarm => komt zo buik binnen
  • volgt curvatura minor
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

truncus vagalis anterior voorziet

A

het voorvlak van de maag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

truncus vagalis posterior is afkomstig van

A

vnl. van rechter-n. vagus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

verloop truncus vagalis posterior

A
  • achtervlak van de slokdarm => komt zo buik binnen
  • volgt curvatura minor
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat voorziet de truncus vagalis posterior

A

achtervlak van de maag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

sympathische bijdrage van de bezenuwing van de maag

A

nn. splanchnici dragen bij aan de plexus coeliacus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

vanuit welke ruggenmergsegmenten komen efferente sympathische vezels voor de maag

A

T6-T9

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is (congenitale hypertrofische) pyloorstenosis

A

soort misvorming van de maag, het betreft een duidelijke verdikking van het gladde spierweefsel van de pylorus (dus thv. de sphincter uiteraard)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

kenmerken van pyloorstenosis

A

pylorus is langer en dikker dan normaal waardoor het pyloruskanaal vernauwd en dus de maag dilateerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

symptomatologie van pyloorstenose

A

projectielbraken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat zijn pyloorspasmen

A

spastische contractie van de pylorus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

kenmerk pyloorspasmen

A

onvermogen tot relaxeren van het gladde spierweefsel rond de pylorus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

gevolg pyloorspasmen

A

braken, want het voedsel gaat niet vlot van de maag naar het duodenum waardoor de maag overvuld raakt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

wat is een congenitale diafragmatische hernia

A

gedeelte van de maag hernieert door een te ruime hiatus oesophageus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

ontstaan van maagkanker lijkt gecorreleerd te zijn met:

A

dieet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

wat is gastrectomie

A

verwijderen van (gedeelte van) de maag

21
Q

Bij een gastrectomie kan een grote arterie afgebonden worden zonder dat de bloedvoorziening van de maag in het gedrang komt, hoe kan dat?

A

De anastomosen tussen arteries die de maag bevloeien staan in voor een goede collaterale circulatie.

22
Q

hoe verloopt een partiële gastrectomie?

A
  • omentum majus wordt ingesneden inferior van de a. gastro-omentalis dextra
  • alle takken van de a. gastro-omentalis dextra worden afgebonden => bevloeiing door a. gastro-omentalis is voldoende om degeneratie van het omentum te voorkomen
  • alle regionale lymfeknopen worden verwijderd
23
Q

secretie van maagzuur door pariëtale cellen van de maag staat onder controle van

A

de nn. VAGI

24
Q

Wat kan helpen om zuursecretie te verminderen bij mensen met peptische ulcera (maagzweren)

A

vagotomie: nn. vagi doorsnijden, dat is dan meestal een selectieve vagotomie zodat alleen de vagustakken naar de maag doorgesneden worden

25
Q

Hoe ontstaat een maagulcus

A

De mucosa van de maag is bedekt door mucus. De mucus fungeert als barrière tussen zuur en mucosacellen. Als de barrière onvoldoende is dan gaan de maagsappen de mucosa eroderen en dan ontstaat er een maagulcus.

26
Q

Pijn afkomstig van de maag wordt vervoerd via de

A

sympathicusketen

27
Q

bewijs dat pijn van de maag vervoerd wordt via de sympathicusketen

A

recidiverende peptische ulcera blijven pijn geven na volledige vagotomie, maar pt met een bilaterale sympathectomie voelen zelf met een perforerende ulcus geen pijn
- vagus staat in voor de zuursecretie
- sympathicus staat in voor pijngeleiding

28
Q

onderdelen dunne darm

A
  • duodenum
  • jejunum
  • ileum
29
Q

van waar tot waar loopt het duodenum

A

vanaf de pylorus tot aan de flexura duodenojejunalis

30
Q

ligging duodenum

A
  • retroperitoneaal
  • C-vorm rond kop en nek van pancreas
31
Q

wie mondt er uit in het duodenum

A
  • ductus choledochus
  • ductus pancreaticus
32
Q

4 delen van het duodenum

A
  • pars superior
  • pars descendens
  • pars horizontalis/inferior
  • pars ascendens
33
Q

ligging pars superior van duodenum tov wervelkolom

A

anterolateraal van L1

34
Q

Hoezo is de pars superior van het duodenum het meest beweeglijk

A

thv zijn proximaal gedeelte is het dorsale meso niet met het peritoneum van de posterior buikwand gefusioneerd => daar ligt het duodenum nog intraperitoneaal

35
Q

kenmerk van de pars superior van het duodenum

A

ampulla/bulbus duodeni: verwijding aan het proximale gedeelte van het duodenum, dit stuk ligt ook nog intraperitoneaal

36
Q

kenmerken ampulla duodeni

A
  • aan voor- en achterzijde bedekt met peritoneum => ligt intraperitoneaal
  • kan sterk uitzetten, te zien op RX-beelden waarbij gebruik is gemaakt van contrast
37
Q

ligging distale helft van pars superior van het duodenum

A

retroperitoneaal

38
Q

bekleding peritoneum van distale helft van pars superior van duodenum

A

aan voorzijde bedekt met peritoneum

39
Q

ligging van de pars descendens van het duodenum tov wervelkolom

A

rechts tov L2 en L3

40
Q

ligging pars descendes van duodenum

A

retroperitoneaal

41
Q

pars descendens van duodenum loopt parallel met de

42
Q

Hoezo ligt de pars descendens van het duodenum gedeeltelijk supra- en gedeeltelijk infracolisch?

A

De aanhechtingslijn van het mesocolon transversum loopt erover

43
Q

Wie mondt uit in de pars descendens van het duodenum

A
  • ductus choledochus
  • ductus pancreaticus
44
Q

Ductus choledochus en ductus pancreaticus lopen schuin door de achterwand van de pars descendens van het duodenum, ze veroorzaken hierbij

A

plicae longitudinales duodeni in de achterwand

45
Q

ductus choledochus en ductus pancreaticus verenigen zich tot

A

ampulla hepatopancreatica

46
Q

waar mondt de ampulla hepatopancreatica uit

A

thv. papilla duodeni major (papil van Vater)

47
Q

papil van Vater wordt omgeven door

A

sphincter ampullae hepatopancreatica/sphincter ampullae/sphincter van Oddi

48
Q

wat is de functie van sphincter ampullae hepatopancreatica/sphincter ampullae/sphincter van Oddi

A

controleert de lozing van gal en pancreassecreties in het duodenum.