H3ZenG. Arts-patiënt communicatie ZSOblz5-6 Flashcards

1
Q

2 soorten samenvattingen

A
  • Tussentijdse samenvatting
  • Eindsamenvattinge
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Tussentijdse samenvatting

A

Samenvatting gericht op een specifiek onderdeel van het geprek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Eindsamenvatting

A

Bondige conclusie van het hele gesprek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Belang tussentijds samenvatten

A
  • Geordend consult behouden
  • HV kan controle blijven behouden
  • Realiseren welke informatie we nog moeten hebben
  • Realiseren welke informatie we moeten verhelderen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe kan tussentijds samenvatten een geordend consult mogelijk maken

A

De informatie kan in een samenhangend patroon geordend worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe kunnen non-verbale signalen bijdragen aan miscommunicatie?

A

Non-verbale signalen, zoals een lach, kunnen de hulpverlener onbedoeld iets suggereren dat niet klopt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe kunnen persoonlijke vooroordelen van de hulpverlener de communicatie beïnvloeden?

A

Persoonlijke vooroordelen (zoals op basis van sekse, ras, etc.) kunnen de interpretatie van de boodschap vertekenen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

voorbeeld van een markering

A

Aankondiging van een samenvatting: Laten we eens kijken of ik u goed begrepen heb…laat het me weten als ik iets heb gemist.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

belang gebruik van markeringen

A
  • patiënt begrijpt waar het gesprek heen gaat en waarom
  • HV kan gedachten met de patiënt delen
  • HV kan toestemming vragen
  • Consult krijgt open structuur
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe kan de HV zorgen voor een logische aaneenschakeling van de verschillende onderdelen

A

Markeringen om overgang van het ene naar het andere onderdeel aan te kondigen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Belang opbouwen van een relatie

A
  • Patiënt durft vrijuit spreken
  • Therapietrouw
  • Misverstanden/conflicten voorkomen
  • Patiënt heeft behoefte aan iemand met wie die kan praten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

doelstellingen voor het opbouwen van een goede relatie

A
  • goed contact
  • vertrouwen creëren
  • Steun en begeleiding bieden
  • Langdurige relatie ontwikkelen en onderhouden
  • Patiënt bij alles betrekken
  • Patiënttevredenheid bevorderen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Non-verbale communicatie die gepast is bij het opbouwen van een relatie

A
  • gedrag: oogcontact, houding, stemgebruik
  • contact met patiënt niet verstoren bij het maken van aantekeningen
  • reageren op non-verbale reacties van de patiënt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

componenten van een goede verstandhouding

A
  • erkenning
  • inlevingsvermogen
  • steun
  • gevoeligheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe kan je patiënten betrekken

A
  • Gedachten uitwisselen
  • Uitleggen waarom je dingen doet/keuzes maakt
  • Toestemming vragen bij lichamelijk onderzoek en uitleg geven
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

non-verbale communicatie houding

A

zitten, staan, stijf, ontspannen

17
Q

non-verbale communicatie nabijheid

A

ruimte, fysieke afstand tussen mensen

18
Q

non-verbale communicatie aanraking

A

hand geven, schouderklopje

19
Q

non-verbale communicatie lichaamsbeweging

A

knikken, voeten en benen niet stil houden

20
Q

non-verbale communicatie gezichtsuitdrukking

A

opgetrokken wenkbrauwen, fronsen, glimlachen, tranen

21
Q

non-verbale communicatie kijkgedrag

A

oogcontact, aanstaren, staren in verte

22
Q

non-verbale communicatie stemsignalen

A

hoogte, snelheid, ritme, stiltes, toon, verspreking

23
Q

non-verbale communicatie tijdfactor

A

vroeg, laat, gehaast, traag, op tijd

24
Q

non-verbale communicatie fysieke kenmerken

A

geslacht, huidkleur, kleding

25
Q

non-verbale communicatie omgevingsfactoren

A

locatie, verlichting, temperatuur