HIS5. Zenuwweefsel (blad7) Flashcards
1
Q
kenmerken ependymcellen
A
- kubisch
- cilia
- in contact met cerebrospinale vloeistof
- desmosomen
- GEEN basaal membraan
2
Q
verschillen tussen ependymcellen en normale epitheelcellen
A
- geen basaal membraan
- uiteinde is taps toelopend, ze vloeien samen met de onderliggende astrocytische cellen
3
Q
kenmerken van microglia
A
- platte kern
- cytoplasmagrenzen zijn niet waarneembaar
- veel vertakte processen
4
Q
wat zijn microglia
A
Een unieke set van immuuncellen in de hersenen
5
Q
reactie van microglia op ziekte
A
ze worden groter en de celprocessen worden dikker
6
Q
microglia na activatie
A
- minder vertakt
- verwijderen dode cellen uit beschadigde delen van de hersenen
7
Q
wat zijn dystrofische microglia
A
microglia in oudere hersenen die gefragmenteerde en vervormde celprocessen ontwikkelen
8
Q
functies van microglia
A
- laag niveau fagocytische activiteit
- apoptose bevorderen
- dode cellen verwijderen
- vorming en remodellering synapsen => dendritische stekels verwijderen
- receptoren tot expressie brengen die ziekteverwekkers herkennen
9
Q
lokalisatie van macrofagen
A
in de perivasculaire ruimte buiten de hersensubstantie
10
Q
3 lagen van de hersenvliezen
A
- dura
- arachnoïde
- pia
11
Q
uit wat zijn de hersenvliezen samengesteld?
A
fibrocollageneus steunweefsel en epitheelcellen