H1ZenG Flashcards

1
Q

Gericht hypothesen aftasten

A

Genereren van werkhypothesen met weinig gegevens vanaf het begin

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Patroonherkenning

A

de uitgebreide probleemruimte op een snelle en efficiënte manier focussen naar een herkenbaar geheel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

septisch beeld

A

verzameling van symptomen die wijzen op de aanwezigheid van sepsis (infectie verspreidt door heel lichaam via bloedbaan)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

ziektescript

A

een kennispresentatie in het geheugen van een arts gebaseerd op 3 componenten:
- oorzaken van ziekten
- effecten van ziekten
- contextgegevens (nationaliteit, sociale klasse)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

2 grote systemen van redeneren van Kahneman

A
  • Systeem I: het onbewuste, intuïtieve en snelle denken
  • Systeem II: het traag en analytisch denken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

4 strategieën van Sackett

A
  • Algoritmen
  • ‘volledige dossier’-methode
  • patroonherkenning
  • hypothesen aftasten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

algoritmen, ‘volledige-dossier’-methode en de dichochotome belisbomen

A

Je hebt als arts geen enkel aanknopingspunt, je begint systematisch en uitgebreid gegevens te verzamelen om zo tot een aantal hypothesen en mogelijks een diagnose te komen.
–> komt vooral in ziekenhuiscontext aan bod

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

sluimerdiagnoses

A

Ziekten die een huisarts ‘eenmaal per eeuw’ gaat zien, herkenning is cruciaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

klassieke 3 fasen van consultatie voeren

A
  • Intakefase
  • Diagnostische fase
  • Beleidsfase
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Intake

A
  • ICE bevragen
  • hulpvraag stellen
  • woord aan patiënt geven
  • op het einde als arts de klachten en verwachtingen samenvatten om op gelijke golflengte met de patiënt te komen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

diagnostische fase

A
  • begrippen verhelderen
  • aantonen en uitsluiten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

symptoomdiagnose

A
  • gebruikt in huisartsengeneeskunde
  • diagnose stellen op basis van symptomen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

syndromische aanpak

A

onmiddellijk met de behandeling starten, ook zonder finale diagnose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

actiedrempel

A
  • beslismoment om tot verwijzing over te gaan
  • overstap naar verdere actie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

nadeel van het steven naar een hoge zekerheidsgraad

A

mogelijkheid tot overshooting
- reeks nutteloze onderzoeken die veel geld kosten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

3 stappen diagnostische fase

A
  • overgang van intake naar differentiaaldiagnose: formuleren van mogelijke verklaringen van het medisch probleem (kandidaat-diagnoses/werkhypothesen)
  • hypotheseaftasting
  • diepere analyse van het beslismoment (behandelen of niet?), stilstaan bij factoren die een belangrijke invloed kunnen hebben op de overstap naar de beleidsfase
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Definitie gezond zijn: Negatief gezondheidsbegrip (biomedisch perspectief)

A

Afwezigheid van objectiveerbare ziekte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Definitie gezondheid WHO

A

Een toestand van volledig fysiek, mentaal en maatschappelijk welzijn, en niet louter de afwezigheid van ziekte of gebrek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Nadeel definitie van WHO

A
  • Te idealistisch, deze perfecte staat is niet haalbaar.
  • Legt onrealistische druk op landen om te zorgen voor sociale omstandigheden en medische systemen die iedereen in een staat van volledig welzijn laten leven.
  • Geluk kan met gezondheid verwart worden: Mensen gaan het nastreven van geluk als een medisch doel beschouwen (als iemand zich ongelukkig voelt gaat dit als een gezondheidsprobleem gezien worden waarvoor medische hulp gezocht gaat worden)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

voordelen definitie WHO

A
  • inclusief: omvat verschillende mensen en situaties
  • de nadruk ligt op het welzijn waardoor er rekening wordt gehouden met het feit dat mensen gezondheid op verschillende manieren kunnen ervaren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Definitie van gezondheid volgens Huber

A
  • positieve gezondheid
  • Het vermogen zich aan te passen en een eigen regie te voeren, in het licht van fysieke, emotionele en sociale uitdagingen van het leven.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Nadruk van de definitie van gezondheid van Huber ligt op

A

het vermogen zich aan te passen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat zijn de 6 dimensies van positieve gezondheid?

A
  • Mentaal welbevinden
  • Meedoen
  • Lichaamsfuncties
  • Zingeving
  • Dagelijks functioneren
  • Kwaliteit van leven
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Nadelen van te grote nadruk op het aanpassingsvermogen van een individu

A
  • Overmatige focus op individueel gedrag en persoonlijke verantwoordelijkheid als maatstaf voor het aanpassingsvermogen, terwijl gezondheid ook afhankelijk is van sociale en structurele factoren
  • adaptief vs. dysfunctioneel: adaptief is het effectief omgaan met stress en dysfunctioneel is gedrag dat op korte termijn verlichting biedt bv. roken om stress te verminderen
  • De positieve gezondheid in termen van adaptief vermogen is niet universeel toepasbaar: Voor groepen zoals baby’s, die nog geen controle of aanpassingsvermogen hebben, schiet deze definitie tekort.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

kritiekpunten op positieve gezondheid

A
  • Te grote nadruk op aanpassingsvermogen
  • 6 dimensies
  • Victim blaming
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Nadelen 6 dimensies van de positieve gezondheid

A
  • Het aantal dimensies en de invulling ervan zijn mogelijk te vaag.
  • Het zijn geen heldere afgebakende, meetbare concepten: begrippen zoals geluk, zingeving en kwaliteit van leven zijn subjectief en dus voor iedereen anders, hierdoor is het moeilijk om dit meetbaar te maken
  • Verschil tussen geluk en gezondheid vervaagt. Wat is het verschil? Als een persoon niet gelukkig is, zou die het kunnen koppelen aan een medisch probleem (risico op medicalisering) en gaat die daar een behandeling voor zoeken.
  • De verwarring van geluk en gezondheid leidt tot overmatig behandelen. Het is belangrijk om te pleiten voor mensen die niet door het leven kunnen zonder medische behandeling.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Victim blaming

A

Als de nadruk te hard ligt op de persoonlijke verantwoordelijkheid, kan de schuld voor gezondheidsproblemen bij de patiënt gelegd worden terwijl externe factoren niet voldoende erkend worden. Het kan het zieke mensen ontmoedigen om hulp te zoeken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

3 verwante en overlappende perspectieven van ziekte

A
  • Illness “Ziek zijn”
  • Disease “Een ziekte hebben”
  • Sickness “Ziekenrol”
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Illness

A
  • Ervaring van de patiënt.
  • Kan bestaan zonder pathologie, en pathologie kan bestaan zonder illness. (Positieve COVID test, maar je niet ziek voelen)
  • Kenmerken: pijn, lijden, symptomen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Disease

A

Biomedische, classificeerbare ziekte/pathologie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Sickness

A
  • Sociale rol/consequenties
  • Het als ziek worden gezien in de sociale context
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Ziekte gedefinieerd door Parsons

A

Ziekte is deviant/afwijkend gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Ziekterol beschreven door Parsons

A
  • Er wordt geaccepteerd dat een zieke niet kan functioneren. (niet gaan werken)
  • Een zieke wordt niet gestraft voor het niet functioneren.
  • Een zieke moet motivatie hebben om beter te worden. (hulp zoeken en meewerken)
  • De arts is de beste verlener van de ziekterol. Als de arts zegt dat je ziek bent ben je ziek.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Hoe komt dat de biopsychosociale benadering moeilijk is?

A
  • Niet mogelijk/kosten-effectief om alle factoren die de ziekte beïnvloeden aan te pakken.
  • Bij het plannen van behandeling moeten we eerder denken in termen van lineaire causaliteit i.p.v. circulaire causaliteit om de belangrijkste factor eerst aan te pakken.
  • Moeilijk om duidelijk te zeggen wie verantwoordelijk is voor een bepaalde aandoening, het kan leiden tot een complexe schuldvraag, waarbij het onterecht kan zijn om de schuld volledig bij het individu te leggen zonder de bredere context in acht te nemen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

impact van verstoring/stoornis kan weergegeven worden in

A

international classification of functioning (ICF): weergave van de relatie tussen gezondheid en functioneren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

doel ICF

A

gezondheid begrijpen vanuit een holistisch perspectief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

opbouw ICF

A

Verschillende dimensies:
- Functies en anatomische eigenschappen
- activiteiten
- participatie
- externe factoren
- persoonlijke factoren
Het schema laat zien hoe de verschillende dimensies met elkaar interageren zoals dat bijvoorbeeld een lichamelijke aandoening kan leiden tot beperkingen in activiteiten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

functies

A

Fysiologische en mentale eigenschappen van het menselijk organisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

anatomische eigenschappen

A

positie, aanwezigheid, vorm en continuïteit van onderdelen van het menselijk lichaam. Tot de onderdelen van het menselijk organisme worden gerekend: lichaamsdelen, orgaanstelsels, organen en onderdelen van organen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Stoornissen

A

Afwijkingen in of verlies van functies of anatomische eigenschappen.

41
Q

Activiteiten

A

Onderdelen van iemands handelen

42
Q

Beperkingen

A

Moeilijkheden die iemand heeft met het uitvoeren van activiteiten

43
Q

Participatie

A

Iemands deelname aan het maatschappelijk leven.

44
Q

Participatieproblemen

A

Problemen die iemand heeft met het deelnemen aan het maatschappelijk leven.

45
Q

Externe factoren

A

Iemands fysieke en sociale omgeving

46
Q

Persoonlijke factoren

A

Iemands individuele achtergrond

47
Q

Noem 3 specialisaties in de psychologie

A
  • Klinisch
  • Ontwikkeling
  • Sociaal
48
Q

Relevantie van klinische psychologie in de geneeskunde

A

emotionele stoornissen

49
Q

Relevantie van ontwikkelingspsychologie in de geneeskunde

A

Normale en abnormale aspecten van ontwikkeling tijdens de levensduur.

50
Q

Relevantie van sociale psychologie in de geneeskunde

A

Hoe sociale en groepsprocessen onze eigen processen beïnvloeden.

51
Q

Hoe komt dat multimorbiditeit steeds meer voorkomt?

A
  • Ouder wordende bevolking
  • Toenemende bekendheid van chronische aandoeningen
52
Q

Belang van hoe wij gezondheid definiëren

A
  • Invloed op wie een behandeling ontvangt en wie niet
  • Invloed op welke behandeling gegeven wordt
53
Q

Met welk model kwam Antonovsky

A

Het continuüm van gezondheid

54
Q

Het continuüm van gezondheid

A

Omdat het moeilijk is om een adequate definitie van gezondheid te vinden, kunnen we gezondheid beter beschouwen als een continuüm dat gaat van optimaal welzijn tot de dood. Met het promoten van een goede gezondheid aan de kant van optimaal welzijn en met medische behandelingen aan de kant van de dood.

55
Q

Waarde van psychologisch onderzoek

A
  • Gangbare opvattingen toetsen om ze te bevestigen/ontkrachten
  • Mensen handelen niet altijd volgens het gezond verstand.
56
Q

Om mensen effectief te kunnen behandelen moeten we…

A
  • Het probleem nauwkeurig diagnosticeren
  • Het probleem op de juiste manier behandelen
57
Q

Om het probleem nauwkeurig te kunnen diagnosticeren moeten we begrijpen hoe…

A
  • ervaringen van de patiënt de perceptie op symptomen beïnvloed
  • ervaringen van de patiënt de rapportage van de symptomen beïnvloed
58
Q

Om een probleem om de juiste manier te kunnen behandelen moeten we…

A
  • Inzicht hebben in besluitvormingsprocessen
  • Weten wat mensen meer geneigd maakt om zich aan een behandeling te houden
  • De invloed van mensen hun geloven en gevoelens begrijpen
59
Q

Sterk verband tussen fysieke en psychologische gezondheid

A
  • Als we focussen op 1 van de 2 dan missen we belangrijke informatie en schrijven we ineffectieve behandelingen voor
  • Mensen met psychologische aandoeningen hebben een groter risico op fysieke aandoeningen
60
Q

Dualisme

A

Lichaam en geest bestaan afzonderlijk en zijn onafhankelijk. Vormt de basis van het biomedisch model waar de focus ligt op het lichaam.

61
Q

ontkrachting dualisme

A
  • Er is een verband tussen de lichaam en de geest, ze beïnvloeden elkaar op verschillende manieren.
  • Bv. in verstandhouding tussen mensen durven mensen elkaars postuur en gebaren te spiegelen door spiegelneuronen die ervoor zorgen dat gedragingen gespiegeld worden. Dit zorgt voor een meer prosociale houding zoals meer samenwerken en behulpzaam zijn.
62
Q

Gevolg reductionisme van het biomedisch model

A

Enkel de ziekte wordt behandeld, niet de patiënt.

63
Q

Hoe kan je bewijzen dat psychologische factoren ook effectief invloed hebben?

A

Placebo; Het succes van vele biologische behandelingen wordt beïnvloedt door psychologische factoren.

64
Q

Externe factoren biopsychosociaal model

A
  • socioculturele factoren
  • ziekteverwekkende stimuli (meeroken, blootstelling virus)
  • behandeling
65
Q

interne factoren biopsychosociaal model

A
  • fysiologische en biochemische mechanismen
  • psychosociale processen
  • persoonlijke geschiedenis
66
Q

Redenen voor het feit dat het biopsychosociaal nog niet goed toegepast wordt in de praktijk

A
  • Moderne GNK en gezondheidszorg zijn ontwikkeld op basis van het biomedisch model.
  • Het maakt klinisch onderzoek complex.
  • Circulaire causaliteit: 1 behandeling prioriteit geven, er ontstaat dan misschien onzekerheid over de effectiviteit
67
Q

lineaire causaliteit

A

1 specifieke oorzaak die altijd leidt tot een bepaald gevolg

68
Q

circulaire causaliteit

A

fysieke, sociale en psychologische factoren worden wederzijds beïnvloedt en versterkt

69
Q

VGL BPS en BM model: lichaam-geest relatie

A
  • BM: onafhankelijk
  • BPS: beïnvloeden elkaar, deel van dynamisch systeem
70
Q

VGL BPS en BM model: oorzaak ziekte

A
  • BM: pathogenen
  • BPS: meerdere factoren op verschillende niveaus
71
Q

VGL BPS en BM model: causaliteit

A
  • BM: lineair
  • BPS: circulair
72
Q

VGL BPS en BM model: benadering ziekte en behandeling

A
  • BM: reductionistisch
  • BPS: holistisch
73
Q

VGL BPS en BM model: focus van de behandeling

A
  • BM: inperking van pathologie
  • BPS: fysische, psychologische en sociale factoren die bijdragen aan ziekte
74
Q

VGL BPS en BM model: focus gezondheidspromotie

A
  • BM: pathogenen vermijde
  • BPS: Reductie van fysieke, psychologische en sociale risicofactoren
75
Q

epigenetica

A

focust op hoe omgevingsfactoren de activiteit en expressie van genen beïnvloedt

76
Q

intergenerationele overdracht van kwetsbaarheid

A

Omgevingsinvloeden kunnen fysiologische veranderingen in het lichaam teweegbrengen die doorgegeven kunnen worden aan toekomstige generaties via epigenetische mechanismen

77
Q

intersectionaliteit

A

De manier waarop de combinatie van leeftijd, gender, etniciteit, …ongelijkheden in gezondheidsgedrag en -resultaten veroorzaken
KERN: Een mens bezit meerdere identiteiten tegelijkertijd

78
Q

Nature-nurture debat

A

Discussie over de vraag in hoeverre gedrag, persoonlijkheid en gezondheid bepaald worden door nature of nurture.

79
Q

nature

A

Genetische en biologische factoren die een persoon meeneemt vanaf de geboorte.

80
Q

nurture

A

Invloeden van de omgeving, opvoeding, cultuur, ervaringen en sociale interacties

81
Q

nut van het inbegrip van de psychosociale dimensie bij preventie en behandeling van fysieke en mentale ziekte

A
  • Verbetert sociaal functioneren
  • Patiënt tevredenheid
  • Minder ongelijkheden in de zorg
  • Minder jaarlijkse kosten voor zorg
82
Q

Hoe wordt de patiënt beschouwd in het biomedisch model?

A

Als een passieve ontvanger van de instructies gegeven door de dokter.

83
Q

Biopsychosociaal model (filosofisch) uitgelegd

A

Een manier om te begrijpen hoe lijden, ziekte en aandoening beïnvloed worden op verschillende niveaus (maatschappelijk tot moleculair).

84
Q

Biopsychosociaal model (praktisch) uitgelegd

A

Een manier om de subjectieve ervaring van een patiënt te begrijpen als essentiële bijdrage tot een accurate diagnose en gezondheidsuitkomst.

85
Q

Pijlers voor de klinische aanpak van het BPS model

A
  • Zelfbewustzijn
  • Actief opbouwen van vertrouwen
  • Empathische nieuwsgierigheid
  • Vooroordelen verminderen
  • Emoties begrijpen (om diagnoses te stellen en therapeutische relaties te vormen)
  • Gebruik van geïnformeerde intuïtie
  • Zorgverleners moeten inzicht geven in de onderliggende redenen en context van klinische keuzes.
86
Q

Engel’s kritiek op BM model

A
  • 1 biomedische verandering resulteert niet direct in ziekte (ziekte ontstaat door interactie tussen verschillende causale factoren op verschillende niveaus)
  • Een biologische verstoring verklaart niet hoe de patiënt de symptomen ervaart/wat ze voor hem betekenen.
  • Biologische kennis alleen volstaat niet om te weten hoe er omgegaan moet worden met de patiënt. (specifieke communicatievaardigheden nodig)
  • Psychosociale factoren spelen een rol bij het ontstaan, het verloop en de ernst van ziekte.
  • Ziekte-rol aannemen wijst niet noodzakelijk op biologische verstoring.
  • Patiënt-arts relatie is belangrijk (invloed op therapietrouw)
87
Q

3 hoofdlijnen die verantwoordelijk zijn voor de dehumanisering van de zorg

A
  • Dualisme: voorkeur voor het lichaam, het lichaam wordt gezien als een machine, los van de persoonlijke emoties van de patiënt
  • Reductionistische oriëntatie van het medisch denken => alles dat niet gecontroleerd kon worden op moleculair/cellulair niveau werd genegeerd
  • Patiënten worden beïnvloed door hoe onderzoekers hen benaderen.
88
Q

monistische/reductionistische visie

A

Alle verschijnselen kunnen gereduceerd worden tot kleinere delen en begrepen worden als moleculaire interacties.

89
Q

Taken van een arts volgens Engel

A
  • correcte biomedische diagnose stellen
  • Ziekte en gezondheid interpreteren vanuit een intersubjectief perspectief (patiënten ruimte geven om zorgen te verwoorden, verwachtingen patiënt achterhalen)
  • Menselijk gezicht laten zien
  • Niet oordelen
  • Zichzelf verzorgen
  • Zelfkennis verdiepen (empathie niet verwarren met het projecteren van eigen behoeften op de patiënt)
90
Q

Klinische stijlen: hoe emoties invloeden hebben op de interactie tussen arts en patiënt

A
  • Reactieve klinische stijl
  • Proactieve klinische stijl
91
Q

Reactieve klinische stijl

A
  • Kenmerken: Snelle reactie van de arts op uitingen van vijandigheid/wantrouwen met ontkenning/onderdrukking
  • Effect: Verzwakking van relatie
92
Q

Proactieve klinische stijl

A
  • Kenmerken: Een zorgvuldige openheid voor ervaringen kan de arts ertoe leiden de uitingen van de patiënt met zelfvertrouwen te accepteren
  • Effect: Relatie versterkt
93
Q

Hoezo is de definitie van WHO contraproductief op vlak van chronische ziekten?

A

Chronische ziekten zijn de norm bij ouder worden. Mensen met chronische ziekten/handicaps worden definitief ziek verklaard.

94
Q

wat wordt er begrepen onder fysieke gezondheid bij de definitie van Huber

A
  • Allostase: fysiologische homeostase handhaven onder veranderende omstandigheden
  • Bij confrontatie met fysiologische stress een beschermende reactie opstellen
95
Q

Wat wordt er begrepen onder mentale gezondheid bij de definitie van Huber

A
  • Gevoel van samenhang
  • versterkt vermogen om je aan te passen, jezelf te beheersen
  • posttraumatische stressstoornissen voorkomen
  • vermogen om begrijpelijkheid, hanteerbaarheid en zinvolheid van moeilijke situaties te vergroten
96
Q

Wat wordt er begrepen onder sociale gezondheid bij de definitie van Huber

A
  • vermogen om mogelijkheden en verplichtingen in te vullen
  • vermogen om het leven te leiden met zeker mate van onafhankelijkheid
  • vermogen om deel te nemen aan sociale activiteiten
97
Q

Leg de figuur met al die kaders uit aan de hand van de systeemtheorie

A

Volgens Weiss is de natuur geordend volgens een hiërarchisch geordend continuüm. Het individuele individu in dit continuüm is het laagste niveau van de sociale hiërarchie en tegelijkertijd het hoogste niveau van de organismische hiërarchie. Het niveau van de persoon omvat de psychologische factoren, de organismische hiërarchie omvat de biologische factoren en de sociale hiërarchie omvat de sociale factoren. De klinische studie begint op het niveau van de persoon en vindt plaats binnen een 2persoonsysteem (arts-patiënt relatie). Het BPS model houdt een inclusieve benadering in waarbij alle organisatieniveaus die mogelijks belangrijk zijn worden overwogen en waarbij de interacties tussen de verschillende niveaus uniek zijn en afhankelijk zijn van de specifieke mensen en hun situatie. Het is belangrijk dat voorvallen op een hoger systeemniveau benaderd moeten worden met dezelfde zorgvuldigheid en kritische blik als toegepast op systemen lager in de hiërarchie.

98
Q

Doel van ICE systematische bevragen

A
  • Betere patiëntenzorg
  • Doelmatiger medicatiegebruik
99
Q
A