BBB - H8. Heling en herstel (blad 1) Flashcards

1
Q

3 groepen van eiwitten waaruit de ECM is opgebouwd

A
  • Fibreuze structurele eiwitten
  • Water-gehydrateerde gels
  • Adhesieve glycoproteinen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Fibreuze structurele eiwitten: functie en voorbeelden

A
  • Treksterkte en elasticiteit bieden
  • collageen en elastine
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Water-gehydrateerde gels: functie en voorbeelden

A
  • Zorgen voor weerstand tegen compressie en bevochtiging.
  • Proteoglycanen en hyaluronan
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Adhesieve glycoproteïnen: functie

A

Elementen van de ECM met elkaar en met de cellen verbinden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Fasen van de celcyclus

A

G1, S, G2, M, G0

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe kunnen cellen ingedeeld worden volgens hun proliferatief potentieel

A
  • Labiele weefsels
  • Stabiele weefsels
  • Permanente weefsels
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Labiele weefsels

A
  • Worden voortdurend vervangen.
  • Stamcellen aanwezig
  • Beperkte interactie met omgeving
  • Heling is afhankelijk van de beschadiging
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

voorbeelden van labiele weefsels

A
  • Epithelen
  • Bloedvormende weefsels
  • Lymfopoietische weefsels
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Stabiele weefsels

A
  • Normaal geen delingen
  • Cellen met ingewikkeld metabole processen.
  • Regeneratie is mogelijk bij beperkte schade
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

voorbeelden van stabiele weefsels

A
  • leverparenchym
  • nier
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

permanente weefsels

A
  • cellen kunnen niet delen
  • ingewikkelde interacties
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

voorbeelden van permanente weefsels

A
  • neuronen
  • hartspiercellen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke zijn extracellulaire signalen die celgroei en celdifferentiatie beïnvloeden

A
  • Pathogenen
  • Groeifactoren
  • Cel-Cel contact: gap junctions, adhesiemoleculen
  • Cel-ECM contact: integrines
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Mogelijkheden van extracellulaire signaling via oplosbare mediatoren

A
  • Autocrien
  • Paracrien
  • endocrien
  • Synaptische signalisatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Autocrien

A

cellen reageren op signaalmoleculen die zij zelf afscheiden, er ontstaat een autocriene lus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

voorbeeld van autocriene signaling

A
  • polypeptide GF
  • cytokinen
17
Q

Paracrien

A

Een bepaald celtype produceert een ligand dat vervolgens inwerkt op aangrenzende doelcellen die de juist receptoren tot expressie brengen

18
Q

Juxtacrien

A

Signaalmolecuul is verankerd in het celmembraan. De receptor bindt in het plasmamembraan van een andere cel.

19
Q

Endocrien

A

Hormonen worden gesynthetiseerd door cellen van endocriene organen. Ze verplaatsen zich via het bloed naar de doelcellen.

20
Q

synaptische signalisatie

A

geactiveerde neuronen synthetiseren neurotransmitters