BBB - H20. Het maagdarmkanaal (p13-16) Flashcards

1
Q

via wat zitten het jejunum en ileum vast aan de posterior buikwand

A

mesenterium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

verloop van radix mesenterii

A

van linkerzijde L2 schuin naar rechtsonder tot aan rechter-sacro-iliacale gewricht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

de radix mesenterii kruist over

A
  • pars horizontalis van duodenum
  • aorta
  • VCI
  • Rechter-m. psoas major
  • rechter-ureter
  • rechter-gonadale vaten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

het mesenterium bestaat uit

A

2 lagen peritoneum waartussen bloed- en lymfevaten, zenuwen en extraperitoneaal vet zittten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

arteriële bloedvoorziening van jejunum en ileum

A

takken van de a. mesenterica superior
- oorsprong: thv L1
- aa. jejunales en ileales
- vorming van arcaden
- vanuit arcaden lopen vasa recta naar de darm
- vasa recta hebben geen onderlinge anastomosen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

de laatste ileale arterie anastomoseert met

A

a. ileocolica (de ramus ilealis ervan)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

arteriële arcaden van jejunum

A

korter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

veneuze drainage van jejunum en ileum

A

via v. mesenterica superior
- eindigt achter nek van pancreas, daar verenigt die met de v. splenica tot de v. portae

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat is het divertikel van meckel

A

een congenitale malformatie van de darm. Het is een blinde uitstulping dat een overblijfsel is e van de ductus vitellinus/dooiersteel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

als het divertickel van Meckel ontsteekt kan dit

A

symptomen geven die lijken op die van een appendicitis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wand van het divertikel van Meckel

A
  • zelfde lagen als de wand van het ileum
  • kan zones met maagmucosa/pancreasweefsel vertonen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

waar ligt het divertikel van meckel

A

antimesenteriale zijde van het ileum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

indien het divertikel van Meckel ontstoken is…

A

Kan het de symptomen geven die lijken op die van een appendicitis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat is het gevolg van een obstructie in de vasa recta (arterieel/veneus)

A

vermindering van de bevloeiing/drainage van een gedeelte van de darm, kan leiden tot necrose van een deel van de darm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat kan het gevolg zijn van necrose van een deel van de darm?

A

paralytische ileus, het is een aandoening waarbij de peristaltiek stilvalt of sterk verzwakt, waardoor de inhoud van de darmen niet goed kan bewegen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

hoezo kan een obstructie van 1 bloedvat geen aanleiding geven tot een darmgangreen?

A

Omdat er veel anastomosen aanwezig zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

gevolg afsluiten van a. mesenterica superior

A

necrose van een deel van de darm omdat de a. mesenterica superior een belangrijke slagader is die bloed naar een groot deel van de darmen brengt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

gevolg afsluiten van a. mesenterica inferior

A

darm raakt weinig beschadigd omdat die minder cruciaal is aangezien er anastomosen zijn met andere BV => a. marginalis coli (van Riolan)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

hoe kan de dikke darm onderscheiden worden van de dunne darm

A
  • grijsblauwe kleur
  • taeniae coli
  • haustrae coli
  • appendices epiploicae
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

wat zijn taeniae coli

A

3 dikke banden van longitudinale spiervezels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

wat zijn haustrae coli

A

uitbochtingen van de wand van de dikke darm

22
Q

wat zijn appendices epiploicae

A

kleine kwabjes peritoneaal weefsel gevuld met vet

23
Q

wat is het caecum

A

blind eindigend 1ste deel van de dikke darm

24
Q

kenmerken caecum

A
  • bovenaan continu met colon ascendens
  • mediaal: opening van appendix vermiformis
  • ileum eindigt er in
25
Q

in welk kwadrant ligt het caecum

A

rechteronderQ in fossa iliaca

26
Q

Het caecum is verbonden langs lateraal en mediaal met de fossa iliaca, hoe?

A

door een peritoneale plooi, hierdoor wordt er een recessus retrocaecalis gevormd

27
Q

wat ligt er vaak in de recessus retrocaecalis

A

appendix vermiformis

28
Q

heeft het caecum een meso?

29
Q

bekleding caecum

A
  • bedekt met peritoneum
  • soms is die aan de achterzijde niet met peritoneum bedekt en dan hangt die in wisselende mate vast aan de posterior buikwand
30
Q

waar ligt de punt van de appendix

A

varieert van retrocaecaal tot in het bekken

31
Q

mogelijke posities van appendix

A
  • retrocaecaal
  • retrocolisch
  • voor/achter ileum
  • in pelvis minor
32
Q

Waar ligt de basis van de appendix

A

thv overgang mediaal 2/3 en lateraal 1/3 van een lijn tussen navel en SIAS = punt van Mc Burney

33
Q

heeft de appendix een meso

A

ja, de meso-appendix verbindt de appendix aan het mesenterium van het terminale ileum

34
Q

andere naam voor ileocaecale klep

A

klep van Bouhain

35
Q

hoe wordt de ileocaecale klep gevormd

A

door de instulping die ontstaat wanneer het ileum het caecum schuin binnenloopt

36
Q

hoe zijn de 2 lippen van de iliocaecale klep verbonden aan de mediale en laterale zijde

A

dmv frenula

37
Q

functie frenula

A

ze spannen aan wanneer het caecum gevuld en uitgerekt is waardoor de lippen dichter bijeengebracht worden

38
Q

heeft de ileocaecale klep een sphincterfunctie

A

gering, de circulaire spierlaag is weinig ontwikkeld, dit is te zien op een RX met barium, de barium loopt dan in het terminaal ileum

39
Q

arteriële bloedvoorziening van het caecum

A

a. ileocolica (de a. caecalis anterior en posterior afkomstig van de ramus ilealis)

40
Q

arteriële bloedvoorziening van de appendix

A

a. appendicularis, bereikt appendix via meso-appendix (afkomstig van de a. caecalis posterior)

41
Q

veneuze drainage van caecum en appendix

A

v. ileocolica => v. mesenterica superior

42
Q

appendix bij baby’s en kinderen

A

goed ontwikkeld, lymfoïd orgaan, het heeft mogelijk belangrijke immunologische functies

43
Q

wat is een appendicitis

A

ontsteking van de appendix

44
Q

oorzaak van appendicitis

A

obstructie van de appendix, meestal door faecaloïd materiaal

45
Q

Wat gebeurt er met de appendix bij een appendicitis

A

de appendix zwelt op wanneer de secretieproducten niet meer afgevoerd kunnen worden waardoor de bloedtoevoer obstrueert

46
Q

gevolg van een ruptuur van ontstoken appendix

A

lokale/veralgemeende peritonitis

47
Q

wat is peritonitis

A

buikvliesontsteking

48
Q

symptomen peritonitis door ruptuur van ontstoken appendix

A

buikpijn, plankharde buikwand

49
Q

zone van pijn bij appendicitis

A
  • eerst: in peri-umbilicale streek
  • later: rechteronderQ thv. punt van mc burney
50
Q

typische pijn bij appendicitis

A

maximale gevoeligheid thv. punt van McBurney

51
Q

waar ligt de punt van McBurney bij een retrocaecale appendix

A
  • in rechterflank
  • bij appendicitis zijn er dan prikkelingen van de m. psoas major bij flexie van de heup