BBB - H15. Lieskanaal en liesbreuken Flashcards

1
Q

opbouw voorwand van het lieskanaal

A

OEA-aponeurose die langs lateraal verstevigd is door vezels van de m. OIA.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

opbouw achterwand van het lieskanaal

A
  • lateraal: fascia transversalis
  • langs mediaal wordt de fascia transversalis versterkt door de falx inguinalis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat is de anulus inguinalis profundus

A

de ingang vanuit de buikholte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat is de anulus inguinalis superficialis

A

de uitgang naar de onderhuid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

vloer van het lieskanaal

A

lig. inguinale

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

dak van het lieskanaal

A

falx inguinalis want die loopt door van anterolateraal naar posteromediaal te lopen over de funiculus spermaticus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

liggen anulus inguinalis superficialis en profundus liggen niet tegenover elkaar

A

lieskanaal loopt schuin door de voorste buikwand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat is de anulus inguinalis superficialis

A
  • uitwendige liesopening
  • driehoekige opening boven het mediale uiteinde van het lig. inguinale.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

basis van de anulus inguinalis superficialis

A

lig. inguinale

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

oppervlakteanatomisch ligt de anulus inguinalis superficialis

A

boven het tuberculum pubicum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

hoe kan je de anulus inguinalis superficialis bij mannen palperen

A

met vingertop de huid van het scrotum instulpen en dan de vinger langs de zaadstreng naar superolateraal bewegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

hoe kan je de anulus inguinalis superficialis bij kinderen en vrouwen onderzoeken

A

moeilijker want de liesring is kleiner

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat loopt er bij mannen door het lieskanaal

A
  • funiculus spermaticus
  • n. ilio-inguinalis loopt door de anulus superficialis naar de onderhuid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat loopt er bij de vrouwen door het lieskanaal

A
  • lig. teres uterii
  • n. ilio-inguinalis loopt door de anulus superficialis naar de onderhuid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat is de anulus inguinalis profundum?

A
  • inwendige liesring
  • opening in de fascia transversalis lateraal van de a. epigastrica inferior
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

ligging anulus inguinalis profundum

A
  • 1,5 cm boven lig. inguinale
  • mediaal van de oorsprong van de TA
  • halfweg sias en symphysis pubica
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Hoe noemt de embryologische aanleg en migratie van de testes

A

descendus testis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

1ste aanleg van de testes

A
  • in de lumbale streek tussen fascia transversalis en peritoneum
  • na 3 maanden daalt de testis af tot aan de anulus inguinalis profundum
  • daar blijft die liggen tot de 7de intra-uteriene maand
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

aanduiding van toekomstig lieskanaal bij de foetus (man)

A

gubernaculum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

wat is het gubernaculum

A

een fibromusculaire mesenchymstrook die van de onderpool van de testis door de voorste buikwand loopt en vastzit in de onderhuid van het scrotum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

rol processus vaginalis in ontstaan lieskanaal bij mannen

A
  • processus vaginalis stulpt langs het gubernaculum uit en vormt het lieskanaal
  • daarbij duwt die verschillende lagen van de voorste buikwand voor zich uit => zo worden de verschillende bekledingen van de zaadstreng gevormd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

hoe wordt de inwendige liesring gevormd bij beide geslachten

A

de opening die ontstaat door de uitstulping van de processus vaginalis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

wanneer daalt de testis af tot in het scrotum

A

net voor de geboorte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

wat gebeurt er met de processus vaginalis kort na de geboorte

A
  • steel van de processus vaginalis oblitereert
  • er blijft wel een niet-geoblitereerd distaal uiteinde dat de tunica vaginalis testis wordt genoemd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Hoe heet het als er een onvolledige afdaling van de testis is

A

Cryptorchidie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

wat is een teken van cryptorchdie

A
  • leeg scrotum
  • testis kan gepalpeert worden in inwendig lieskanaal
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

oorzaak van cryptorchidie

A

abnormaal sterke contractie van m. cremaster

28
Q

wat is een ectopie testis

A
  • De testis is aan 1/weerszijden helemaal niet palpabel in de streek van het lieskanaal.
  • De testis komt op een totaal abnormale plaats terecht.
29
Q

afdaling van de ovaria

A
  • ovarium daalt af van zijn oorspronkelijke ligging
  • blijft een eind boven de inwendige liesring liggen
  • de processus vaginalis stulpt uit
  • processus vaginalis oblitereert volledig
  • gubernaculum komt vast te zitten op de uterus en vormt het lig. ovarii proprium en het lig. teres uterii
30
Q

wat is er als de processus vaginalis niet oblitereert en persisteert bij een meisje

A

het wordt dan het kanaal van Nuck genoemd
- kan aanleiding geven tot een indirecte liesbreuk
- cysten in het lieskanaal/schaamlip kunnen zich ontwikkelen uit restanten van de processus vaginalis

31
Q

verloop van de funiculus testis

A
  • begin: anulus inguinalis profundus
  • passage door lieskanaal
  • daalt af in scrotum
  • eindigt aan de achterrand van de testis
32
Q

lagen rond de funiculus spermaticus

A
  • fascia spermatica externa: buitenste fascia
  • M. cremaster
  • fascia spermatica interna: binnenste fascia meegegeven door de fascia transversalis
33
Q

m. cremaster

A
  • spierige laag
  • afkomstig van OIA en TA
  • naar onder toe worden de spiervezels schaarser en zijn ze uiteindelijk helemaal verdwenen => dan spreekt men nog van een fascia cremasterica
34
Q

welke structuren zitten er allemaal in de funiculus spermaticus

A
  • ductus deferens
  • a. ductus deferens
  • a. testicularis
  • begeleidende venen van de a. testicularis
  • zenuwen
  • lymfevaten
  • geoblitereerde processus vaginalis
35
Q

waar verlaat de a. testicularis de aorta abdominalis?

36
Q

wat bevloeit de a. testicularis

A
  • testis
  • epididymis
37
Q

de venen van de a. testicularis

A

onderling geanastomoseerd tot plexus pampiniformis

38
Q

wat voor zenuwen zitten er in de funiculus spermaticus

A
  • sympathische vezels rond de arteries
  • sympathische en parasympathische vezels rond de ductus feferens
39
Q

Welke zenuw zorgt voor de sensibele bezenuwing van de 3 lagen van de funiculus spermaticus en de motorische bezenuwing van de m. cremaster

A

R. genitalis van n. genitofemoralis

40
Q

wat gebeurt er bij contractie van de m. cremaster?

A

verkorting van de funiculus spermaticus => scrotum wordt opgetrokken

41
Q

zo’n contractie van de m. cremaster wordt veroorzaakt door

A
  • prikkels uitgaande van het scrotum/binnenzijde van de dij
  • erotische prikkeling
42
Q

Hoe wordt de integriteit van L1-L2 onderzocht?

A

Licht aanraking van het mediale aspect van de bovenzijde van de dij om contractie van de m. cremaster uit te lokken.

43
Q

is unilaterale afwezigheid van de cremasterreflex een teken van neurologische aandoening

44
Q

functie cremaster tijdens seksuele activiteit

A
  • cremaster trekt sterk en langdurig samen voor de ejaculatie
  • uitpersen van de epididymis
45
Q

torsio testis

A

sterke buikpers bij coïtus/nachtelijke erecties => pijnlijke torsie van de testis => afklemming bloedtoevoer naar testis => irreversibele necrose van de testis

46
Q

wat is een hernia

A

uitstulping van de binnenbekleding van 1 van de lichaamsholten doorheen de wand met daarin een orgaan

47
Q

bij een hernia inguinalis:

A

breukinhoud verschijnt onderhuids door de anulus inguinalis superficialis

48
Q

latijn voor indirecte liesbreuk

A

hernia inguinalis indirecta

49
Q

congenitale/indirecte liesbreuk

A
  • volledig/proximaal deel van de processus vaginalis blijft open
  • er is dus een blijvende verbinding tussen de peritoneale zak en de tunica vaginalis waardoor er vet of darmen naar beneden kunnen glijden
50
Q

wanneer merk je een congenitale/indirecte liesbreuk

A
  • vanaf de geboorte
  • kan pas later opgemerkt worden
51
Q

hoe verloopt een congenitale/indirecte liesbreuk

A

gaan via de anulus profundus naar de anulus superficialis en daar stulpt er iets uit

52
Q

ligging breukpoort bij congenitale/indirecte liesbreuk

A

lateraal van de a. epigastrica inferior

53
Q

hoe ontstaat een ingeklemde breuk bij een congenitale/indirecte liesbreuk

A

er daalt een darmlis in de breukzak => er hoopt gas op in de darmlis => gas kan niet naar de buikholte terugkeren => breukinhoud zwelt

54
Q

latijn voor directe liesbreuk

A

hernia inguinalis directa

55
Q

een directe liesbreuk is aangeboren/verworven

A

verworven, vaak bij oudere mannen

56
Q

waar ligt de breukpoort bij een directe liesbreuk

A

mediaal van de a. epigastrica inferior

57
Q

oorzaken van directe liesbreuk

A
  • verzwakken van de buikwand
  • overmatige buikpersactiviteit (hoesten, persen bij urineren (prostaatlijders), obstipatie)
58
Q

dijbreuk

A

femorale breuk/hernia femoralis

59
Q

wat is een femorale breuk

A
  • uitstulping van peritoneum doorheen de canalis femoralis
  • steeds verworven
  • vaak bij oudere vrouwen
60
Q

waar is zo’n femorale breuk

A

onder de liesband

61
Q

waar vinden liesbreuken plaats

A

boven de liesband

62
Q

lacuna vasorum

A
  • doorgang onder het ligamentum inguinale aan de mediale kant
  • hierdoor lopen belangrijke bloedvaten naar het been
63
Q

navelbreuk

A

hernia umbilicalis

64
Q

tijdens de embryonale en foetale fase is de navel van de baby open voor de aanvoer van bloedvaten, in week 5-10 is er een

A

herniatie van de darmen, later keren die terug naar de buikholte maar het valt voor dat die niet terugkeren!

65
Q

hoe heet het als die darmlissen na een herniatie van de darmen niet terug keren

A

het kind wordt geboren met een omphalocoele

66
Q

na de geboorte gaat de navel zich afsluiten met bindweefsel, als die achterwege blijft is er een

A
  • congenitale hernia
  • geneest spontaan
  • kan een tuit vormen
67
Q

wat is een hernia diaphragmatica

A

orgaan stulpt doorheen het diafragma in de pleuraholte, het is congenitaal of verworven