CenB: ZSO 11 (deel 3) Flashcards

1
Q

Voorbeelden motieven

A
  • Helix-bocht-helix
  • bèta haarspeld
  • bèta-alfa-bèta
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

helix-bocht-helix

A

2 helices verbonden door een korte bocht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

bèta haarspeldbocht

A

2 antiparallelle vouwbladen verbonden door een korte bocht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

bèta-alfa-bèta

A

2 bèta-ketens gescheiden door een alfa-helix

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

2de stap in de vorming van de tertiaire structuur

A

Ontstaan van domeinen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

domeinen

A
  • compact gevouwen gebieden van ruimtelijke structuur
  • Zelfstandig functionerend deel van een eiwit
  • combinatie van meerdere motieven, resterende secundaire structuurelementen en niet-gestructureerde ketenfragmenten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

vb. van een globulaire proteïne

A
  • myoglobine
  • heemgroep als prostetische groep
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Quaternaire structuur

A

meerdere polypeptideketens die in hun tertiaire structuur associëren tot een functionele oligomere eenheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Oligomere proteïnen

A

Proteïnen die bestaan uit 2 of meer polypeptideketens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Zijn oligomere proteïnen permanent

A

Sommige wel, deze worden samengehouden door covalente disulfidebruggen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Opbouw insuline

A
  • 2 ketens
  • A keten en B keten verbonden door SS-bruggen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Opbouw immunoglobuline

A
  • 2 paar ketens
  • 2 korte ketens die via een SS-brug verbonden zijn aan de lange ketens
  • 2 lange ketens die onderling verbonden zijn door 2 supplementaire SS-bruggen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Opbouw Hemoglobine

A
  • 4 polypeptideketens
  • 2 alfa ketens
  • 2 bèta ketens
  • samen vormen de alfa en bèta ketens een bolvormig tetrameer dat 4 moleculen O2 kan binden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Denaturatie

A

Proteïne gaat over in een inactieve, flexibele lineaire conformatie die vaak onoplosbaar is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Oorzaak denaturatie

A

Factoren die zwakke interacties verbreken:
- Hitte
- Reagentia die in competitie gaan met H-bruggen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wanneer treedt volledige denaturatie op?

A

Indien ook alle SS-bruggen verbroken worden.

17
Q

Welk experiment bewijst dat de natieve conformatie van een proteïne vastligt in de primaire structuur

A

Het denaturatie/renaturatie experiment van Christian Anfinsen.

18
Q

Renaturatie

A

Het spontaan herstellen van de natieve, bio-actieve structuur van een eiwit nadat het gedenatureerd is.

19
Q

Verloop experiment van Anfinsen

A
  • Ribonuclease werd volledig gedenatureerd door het te behandelen met 8M ureum in de aanwezigheid van bèta-mercapto-etahnol
  • Alle zwakke interacties en disulfidebruggen werden verbroken
  • Toen de denaturerende reagentia weggenomen worden werd de denaturatie reversibel
  • De natieve, bio-actieve structuur wordt spontaan hersteld.
20
Q

Conclusie van het experiment van Anfinsen

A

Een eiwit heeft geen externe factoren nodig om correct te vouwen, enkel de juiste omstandigheden. Dus de karakteristieke 3D-structuur van een eiwit ligt vast in de primaire structuur.

21
Q

Vb. van vezelproteïnen

A

keratine en collageen => structuureiwitten

22
Q

Vezelproteïnen

A
  • Bestaan volledig uit secundaire structuurelementen
  • meestal niet wateroplosbaar
  • Ze bieden mechanische ondersteuning aan cellen en weefsels