BBB - H21. Pancreas, lever, galwegen en milt (p13-16) Flashcards

1
Q

arteriële bloedvoorziening van de lever

A

truncus coeliacus:
A. hepatica communis => a. hepatica propria => ramus dexter en sinister

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

veneuze drainage van de lever

A

vv. hepaticae => vci

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

70% van de bloedtoevoer naar de lever komt van de

A

v. portae

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe wordt de v. portae gevormd

A

door samenvloeien van de v. mesenterica superior en de v. splenica

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waar wordt een leverbiopsie genomen

A

door een leverpunctie in de 10de intercostale ruimte, rechts thv de midaxillaire lijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe wordt een leverbiopsie genomen

A

De patient moet zijn adem inhouden bij volledige expiratie zodat het diafragma goed naar boven beweegt en zo dus de recessus costodiaphragmatisch zo klein mogelijk wordt. Hierdoor wordt het gevaar op longkwetsuur/besmetting van de pleuraholte verkleind.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke kankers kunnen naar de lever metastaseren

A

kankers van eender welk orgaan dat draineert naar de v. portae

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

is het feit dat je de onderrand en het middenste gedeelte van de lever kan palperen onder het ribbenrooster een teken van hepatomegalie?

A

Nee het kan ook komen doordat sommige mensen een wijde infrasternale hoek hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

hepatomegalie kan wijzen op

A
  • kanker
  • hartdecompensatie
  • vervetting
  • ziekte van Hodgkin
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

welk middel wordt gebruikt om afstoting van de lever bij levertransplantaties te verminderen

A

cyclosporine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

zijn transplantaties met een levende donor mogelijk

A

ja, dan wordt er meestal een deel van de linkerlob getransplanteerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

mogelijk oorzaak van een leverscheur

A

gebroken rib die door het diafragma is geperforeerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

levercirrose

A
  • hepatocyten worden verwijderd en vervangen door bindweefsel
  • het bindweefsel rond de intrahepatische bloedvaten en galwegen belemmert de bloedcirculatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

hoe ziet een lever met levercirrose eruit

A

geelbruine kleur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat is een veelvoorkomende plaats voor abcesvorming

A

subphrenische recessen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

stel een pt heeft een abces in de rechtersubphrenische recessus, naar waar gaat het etter dan lopen bij een pt die neerligt

A

het zal zich verzamelen in de recessus hepatorenalis, want die 2 recessen zijn continu en deze recessus is ook de meest dorsaal gelegen

17
Q

wie secreteert gal in de lever

A

hepatocryten secreteren gal in de galcanaliculi

18
Q

hoe komt de gal gesecreteerd door de hepatocryten in de ductus hepaticus terecht

A
  • galcanaliculi
  • ductuli interlobulares
  • ductus hepaticus dexter en sinister
  • ductus hepaticus communis
19
Q

hoe wordt de ductus hepaticus communis gevormd

A

door de vereniging van ductus hepaticus dexter en sinister

20
Q

waarin loopt de ductus hepaticus communis

A

tussen de 2 bladen van het omentum minus

21
Q

hoe is de ductus hepaticus communis verbonden aan de galblaas

A

Via de ductus cysticus via een T-vormige aansluiting aan de rechterkant

22
Q

hoe ontstaat de ductus choledochus

A

waar de ductus cysticus zich aansluit op de ductus hepaticus communis

23
Q

waar ligt de ductus choledochus

A

in de vrije rand van het omentum minus

24
Q

waar komt de ductus choledochus in contact met de ductus pancreaticus

A

links van pars descendens van duodenum

25
Q

topografische relaties van de ductus choledochus thv. foramen epiploicum

A
  • voor rechterrand van v. portae
  • rechts van de a. hepatica propria
26
Q

topografische relaties van de ductus choledochus achter de pars superior van het duodenum

A

rechts van de a. gastroduodenalis

27
Q

welke sphincter heeft de ductus choledochus

A

m. sphincter ductus choledochi

28
Q

wat gebeurt er als de m. sphincter ductus choledochi contraheert

A
  • gal kan niet naar de ampulla en het duodenum afvloeien
  • gal stroomt terug via de ductus cysticus de galblaas in
  • gal wordt in de galblaas opgeslagen