BBB - H16. Tumoren (blad 7-8) Flashcards

1
Q

Wanneer wordt de immuunrespons op een tumor geïnitieerd?

A

Wanneer kankercellen sterven geven ze een soort van gevaarsignalen vrij.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is cross-presentatie

A

proces waarbij bepaalde immuuncellen, tumorantigenen opnemen, verwerken en presenteren aan cytotoxische T-cellen => cytotoxische T-cellen (CTL) worden geactiveerd => CTLs migreren naar de tumor => productie van IFN-gamma door Th1 cellen => macrofagen helpen tumor vernietigen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

1ste lijnsverdediging tegen tumoren

A

Natural killercells

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

De effecten van het tumor op de gastheer zijn afhankelijk van

A

locatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoezo zijn de effecten van het tumor op de gastheer zijn afhankelijk van locatie

A
  • Comprimatie van omliggend weefsel
  • belemmering bloedtoevoer
  • obstructie van belangrijke buizen zoals de galwegen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe kan een tumor zweren veroorzaken

A

Tumor ulcereert door oppervlak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is kanker Cachexie

A

progressief verlies van lichaamsvet en magere lichaamsmassa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

gevolgen van kanker cachexie

A
  • ernstige zwakte
  • anorexie
  • bloedarmoede
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn paraneoplastische syndromen

A

Symptoocomplexen die optreden bij patiënten met kanker die niet gemakkelijk kunnen worden verklaard.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

morfologische labo-technieken in de diagnose van kanker

A
  • vriescoupes van weefselbiopt
  • Aspiratie met fijne naald
  • Cytologische uitstrijkjes
  • immunohistochemische aankleuren
  • flow cytometrie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

merker van epitheel

A

cytokeratines

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

merker klierepitheel

A

EMA, CEA

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

merker bindweefsel

A

vimentine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

merker spierweefsel

A
  • desmine
  • alfa-SMA
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

merker zenuwweefsel

A

neurofilament

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

merker endotheel

17
Q

merker leukocyt

18
Q

Merker myeline