BBB - H21. Pancreas, lever, galwegen en milt (p5-8) Flashcards

1
Q

ligging caput pancreatis

A

bocht van duodenum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

ligging processus uncinatus

A
  • achter mesenterica-superior vaten
  • wijst naar links-boven
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

achteraan ligt de caput pancreatis in contact met

A
  • VCI
  • rechter-renale vaten
  • linker-v. renalis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

welke structuur heb je op de overgang van caput pancreatis naar corpus

A

de nek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat loopt er achter de nek van de pancreas

A
  • mesenterica superior-vaten
  • ontstaan van de v. portae
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

waar ligt de corpus pancreatis

A

achter de bursa omentalis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

waar kruist de corpus pancreatis over

A
  • aorta
  • bovenste lumbale wervels
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

waar kruist de corpus pancreatis over de aorta

A

tussen de oorsprong van de truncus coeliacus en de a mesenterica superior

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

aan welk deel van de pancreas hecht het mesocolon transversum zich vast

A

op de facies anterior van het corpus pancreatis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

het facies posterior van de corpus pancreatis ligt rechtstreeks in contact met

A
  • aorta
  • mesenterica-superior vaten
  • kapsel van linkernier
  • linker-renale vaten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat is de tuber omentale

A

kleine welving van de bovenrand van het corpus pancreatis juist onder de oorsprong van de truncus coeliacus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

waar ligt de cauda pancreatis

A

tussen de 2 bladen van het lig. splenorale

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

ductus pancreaticus van..

A

Wirsung

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

hoe loopt de ductus pancreaticus in de pancreas

A
  • begint van in de staart
  • buigt naar onder af in de caput
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

waar ligt de ductus pancreaticus in de pancreas

A

oppervlakkig onder de facies posterior

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

waar ontmoeten de ductus pancreaticus en choledochus elkaar voor het eerst

A

in de pancreaskop, dan lopen zo schuin in de wand van het pars descendens van het duodenum en daar verenigen ze zich zoals je weet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

waar mondt de ampulla hepatopancreatica uit

A

top ban de papilla duodeni major

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

waar zijn er sphincters aanwezig in de ductus pancreaticus

A
  • in het terminaal gedeelte = m. sphincter ductus pancreatici
  • ampulla = m. sphincter ampullae hepatopancreatica
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

functie van de sphincters in de ductus pancreaticus

A

toevoer van gal en secretieproducten van de pancreas controleren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

er is ook nog een bijkomende ductus pancreaticus, hoe heet die

A

Ductus pancreaticus accessorius (van Santorini)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

functie van de ductus pancreaticus accessoirius

A

gedeelte van de caput pancreatis draineren naar het duodenum

22
Q

waar mondt ede ductus pancreaticus accessoirius uit?

A

in de ductus pancreaticus, maar soms heeft die zelfs zen eigen uitmonding in het duodenum thv de papilla duodeni minor

23
Q

anatomie van de afvoergangen van de pancreas is…

24
Q

wat is een ERCP

A

Endoscopisch retrograde cholecysto- en pancreaticografie

25
Q

werking ERCP

A

dmv. fibroscoop de afvoerwegen van gal en pancreas sonderen

26
Q

arteriële bloedvoorziening van de pancreas

A
  • a. splenica
  • aa. pancreaticoduodenales superiores anterior en posterior (gastroduodenalis)
  • a. pancreaticoduodenalis inferior (mesenterica superior)
27
Q

veneuze drainage van de pancreas

A
  • v. splenica
  • v. mesenterica superior
  • naar v. portae
28
Q

wat is een extrahepatische galsteen

A

galsteen die zich buiten de lever bevindt

29
Q

waar kan een extrahepatische galsteen ingeklemd raken

A

in papilla duodeni major

30
Q

gevolg van een steen die ingeklemd zit in de papilla duodeni major

A

blokkering afvoer van gal en pancreasvocht in het duodenum => gal vloeit retrograad in ductus pancreaticus

31
Q

wanneer kan het nog voorkomen dat gal retrograad in de ductus pancreaticus vloeit

A

spasmen van de m. sphincter ampullae hepatopancreatica

32
Q

de m. sphincter ampullae hepaticopancreaticae zorgt er toch voor dat gal en pancreassecreties niet kunnen regurgiteren in de ductus pancreaticus, waarom gebeurt dat dan wel wanneer er een steen ingeklemd zit

A

omdat er dan zo’n grote druk is, en die sphincter kan dat niet weerstaan

33
Q

mogelijke oorzaken van een pancreatitis

A
  • obstructie van de ductus pancreaticus
  • galreflux in de ductus pancreaticus
34
Q

wat gebeurt er bij een pancreatitis

A
  • zwelling van caput pancreatis
  • occlusie van de ductus pancreaticus
  • corpus en cauda raken ontstoken
35
Q

Hoe kan desnoods bij een pancreatitis de afsluiting van de ductus pancreaticus gecompenseerd worden

A

indien de ductus pancreaticus accessorius de ductus pancreaticus met het duodenum verbindt

36
Q

oorzaak van pancreasbeschadiging door plotse compressie van het abdomen

A

traumata zoals een smak tegen het stuur bij een auto-ongeval, dan wordt de pancreas tegen de wervelkolom aangedrukt en dan kan die scheuren

37
Q

mogelijk gevolg van ruptuur van de pancreas

A
  • scheuren van de ductus pancreaticus
  • pancreassecreties sijpelen in de klier en in de omgeving
  • pancreas- en omgevend weefsel worden verteerd door uitsijpelende pancreassecretieproducten
38
Q

welke symptomen veroorzaken cysten/tumoren van de pancreaskop

A

symptomen die ontstaan door druk op de
- v. portae
- ductus choledochus
- VCI

39
Q

meest voorkomende plek van pancreaskanker

A

caput pancreatis

40
Q

gevolg van pancreaskanker

A

extrahepatische obstructie van de galwegen zoals obstructie van de ductus choledochus of ampulla hepatopancreatica

41
Q

gevolg van obstructie van de ductus choledochus/ampulla hepatopancreatica

A

retentie van galpigment => icterus

42
Q

hoezo leidt obstructie van de ductus choledochus/ampulla hepatopancreatica tot icterus

A

De gal hoopt zich op in de galwegen en de lever en komt uiteindelijk in het bloed terecht. Een geel pigment in de gal komt dan ook in het bloed terecht in plaats van het duodenum en verspreidt zich over het hele lichaam.

43
Q

Wat kan een eerste symptoom zijn van pancreaskanker

A

pijn halverwege de rug (gerefereerde pijn)

44
Q

gevolg tumorale vergrotingen van de pancreasnek

A

pyloorobstructies

45
Q

wat is icterus

A

geelbruine verkleuring van de huid tgv retentie van gal

46
Q

kenmerken van de lever

A
  • grootste klier van spijsverteringsorgaan
  • grootste orgaan van de buik
47
Q

uiterlijk van de lever

A
  • glad oppervlak
  • zacht
  • roodbruin
48
Q

hoe komt dat kinderen soms een vooruitstekende buik hebben

A

door de grote lever

49
Q

in welke regio’s ligt de lever

A
  • rechterhypochondrium
  • epigastrium
  • linkerhypochondrium
50
Q

bekleding van de lever

A

tunica fibrosa/kapsel van Glisson