1C2 week 8 college 4 Flashcards

1
Q

Gevolg hoog HbA1c

A

Relatief eerder ernstige retionpathie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Type 1 DM complicaties eerder microvasculair of macrovasculair?

A

Microvasculair

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Soorten DM complicaties

A

Retinopathie, nefropathie, neuropathie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Retinopathie

A

 Komt voor in de vorm van niet-proliferatieve diabetische retinopathie
* Relatief onschuldige aandoening
* Aneurysmata van de bloedvaten, puntvormige bloedingen en exsudaten (gelekt vocht (ziet eruit als vlekken op netvlies))
* Kan overgaan in proliferatieve diabetische retinopathie
 Proliferatieve diabetische retinopathie
* Hier wordt je blind van
* Vorming van nieuwe bloedvaten (duidt op zuurstoftekort)
o Deze kunnen makkelijk gaan bloeden waardoor er fibrosering van het netvlies kan optreden en dan wordt je blind
* 50% van de diabeten krijgt dit
* Net 20% van diabeten 2 na 20 jaar dit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Nefropathie

A

 Beschadiging van de glomerulus
* Endotheelcellen zijn opgezwollen, basaalmembraan verdikt, albumine kan er doorheen lekken en er is toename van mesangiale ruimte (extracellulaire ruimte)
 Ischemie
* Als gevolg van hypertrofie van afferente en efferente arteriolen naar de nier
 Opstijgende bacteriële infecties naar de nier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Microalbuminurie

A
  • Overtollig proteïnurie duidt op erge achteruitgang van de nier
  • Door dit bij type 1 diabeet consequent te meten kan achteruitgang van de nier voorkomen worden of vertraagd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Neuropathie

A

 Te maken met de status van de bloedvaten
* Door diabetes vaten verstopt en lumen te klein
* Zenuwen krijgen hierdoor te weinig voedingsstoffen en sterven
 Te veel glucose leidt daarom tot metabolisme verstoring
 Maten neuropathie hangt samen met mate glucose instelling
 DM 1 snelle achteruitgang na diagnose
 DM 2 al schade bij diagnose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Vormen neuropathie

A
  • Symmetrische sensore polyneuropathie
  • Acute pijnlijke neuropathie
  • Mononeuropathie en mononeuritis multiplex: hersenzenuwen en geïsoleerde perifere zenuwen
  • Diabetische amyotrophie: hierdoor atrofie bovenbeenspieren
  • Autonome neuropathie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Meestal ontstaat eerst … voordat … ontstaat

A

retinopathie voordat nefropathie ontstaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Risicofactoren ontstaan complicaties DM

A
  • Lange duur suikerziekte
  • Hoge bloedsuikers
  • Hoge bloeddruk
  • Roken
  • Micro-albuminurie
  • Genen (mannelijk geslacht)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Minder complicaties bij … therapie

A

Intensieve, wel drie keer zo vaak hypo

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

type 2 DM en complicaties

A
  • Meer en vaker macrovasculaire dan microvasculaire complicaties
  • Geen verschil mannen en vrouwen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Risicofactoren macrovasculaire complicaties

A

o Duur diabetes
o Hoge leeftijd
o Hoge bloeddruk
o Hyperlipidemie
o Hyperinsulinemie
o Proteïnurie
o Verhoogde BMI
o Roken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

HbA1c<7% effect

A

Verkleind kans op microvasculaire complicaties bij DM 1 en 2, bij 1 ook verkleinde kans op macro

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly