1B1 week 2 college 2 Flashcards

1
Q

Reflexen werken via drie stappen

A

Input, verwerking en output

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Acetylcholine wordt gemaakt uit…

A

Choline dat onder invloed van acetyl CoA door choline acetyltranferase omgezet wordt in acetylcholine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Preganglionair bindt acetylcholine aan

A

Nicotine receporen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Noradrenaline wordt gevormd door …

A

Tyrosine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Nicotine receptoren zijn …

A

ligand gestuurde ionkanalen met als belangrijkste agonisten nicotine en acetylcholine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Muscarine receptoren zijn…

A

G-eiwit gekoppelde receptoren met als belangrijkste agonisten muscarine en acetylcholine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Parasympathische pupilreflex soorten

A

Miose, accommodatie, convergentie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Miose

A

Pupilvernauwing die verloopt via de m. sphincter pupillae

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Accommodatie

A

Voor goed zicht voor dichtbij gelegen voorwerpen, door vernauwing via de m. ciliaris

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Convergentie

A

Voor beter zien van dichtbij

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Sympatische pupilreflex

A

Mydriase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Mydriase

A

Pupilverwijding om meer licht op te nemen, verwijding via de m. dilatator pupillae

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Co-transmissie

A

Wanneer er in een vesicles meerdere neurotransmitters/stoffen zitten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Parasympatische innervatie van hart via…

A

De nervus vagus, die de SA- en AV-knoop activeert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Sympatische innervatie van het hart via …

A

Via het ruggenmerg, via de grensstreng naar de pacemakers (SA en AV) en de hartspier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

3 fases activatie van pacemakercellen

A

Depolarisatie fasedoor opening calciumkanalen, repolarisatie door kaliumkanalen, diastolische depolarisatie fase door funny current (na en ca kanalen)

17
Q

Parasympathicus zorgt voor verlaging hartfrequentie door …

A

Remming calciumkanalen: drempelwaarde duurt langer
activering van de kaliumkanalen: hyperpolarisatie
remming funny-current: diastolische depolarisatie duurt langer

18
Q

Sympathicus zorgt voor verhoging van hartfrequentie door …

A

Stimulatie van de calciumkanalen: snellere depolarisatie
Stimulatie van de funny current: sneller behalen van drempelwaarde

19
Q

Baroreceptoren

A

Hebben snelle invloed op de hartslag en vaatweerstand. Werken middels een fasische en tonisch respons. Bij activatie ontstaat er een negatieve respons: vasodilatatie en verlaging hartprestatie, waardoor de bloeddruk daalt

20
Q

Volume receptoren

A

In de atria en vena cava en hebben lange termijn invloed op het circulerend volume. A-type vezels in rechter atrium: activeren tijden P-top.
B-type vezels in vena cava: raken geactiveerd bij diastole en leidt tot hogere hartfrequentie en vasodilatatie van de nierarterie –> meer vocht uitgeplast en dalen circulerend bloedvolume