1B3 Laatste dingen VO's, ZO's, samenvatting en fouten tentamen Flashcards

1
Q

Vergrote dode ruimte maakt de ademhaling …

A

Zwaarder en minder efficiënt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Primaire hemostase bestaat uit …

A

Adhesie en trombocytenaggregatie onder invloed van de von Willebrand Factor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

PT

A

Tijd om plasma te laten stollen na toevoegen thromboplastine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

aPTT

A

Tijd om plasma te laten stollen na toevoegen van fosfolipide

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Sinusritme op ECG

A

P-top positief in afleiding I, II en aVF

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Normale hartas ECG

A

Positief QRS-complex in afleiding II

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Normale hartas graden

A

-30 tot 90 graden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Linker hartas ECG

A

Negatief QRS-complex in afleiding II

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Atriumflutter

A

Zaagtand, veel onduidelijke P-toppen en weinig/minder QRS-complexen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Ablatie

A

Litteken maken in hartspier voor stoppen geleiding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Spike

A

Scherp puntje op ECG dat puls van pacemaker is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Fasen Stages of Change model

A

Precontemplatiefase, contemplatiefase, preparatiefase, actiefase, volhouden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hartfrequentie stijgt … dan slagvolume bij inspanning

A

Meer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Dyspneu index formule

A

AMV/FEV1

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Dode ruimte ventilatie formule

A

Vdfys/Vt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

DD dyspneu

A

Hartfalen, ritmestoornissen, kleplijden, pericarditis, shunting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Nycturie

A

’s Nachts plassen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Orthopneu

A

Benauwdheid bij platliggen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Derde harttoon duidt op ..

A

Linkszijdig hartfalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Backward faillure rechts leidt tot…

A

Vergrotte lever

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Backward faillure links leidt tot…

A

Longoedeem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Effect diuretica

A

Verminderen preload

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Effect ACE-remmers

A

Verminderen afterload

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Effect bètablokkers

A

Verlagen hartfrequentie en sympathicus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Urine nefrotisch syndroom

A

IgG

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Minimal change disease kenmerken

A

Kinderen, selectieve proteïnurie met vooral albumine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Membraneuze glomeropathie urine

A

igG tegen PLA2-receptor podocyt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Nefritisch syndroom urine

A

Erytrocytencilinders en hematurie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Voorkeur katheter

A

Vena jugularis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Nadeel peritoneale dialyse

A

Peritonitis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Hemodialyse via

A

Filatratie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Peritoneale dialyse via

A

Osmose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Kenmerken longparenchym

A

Diffusie van zuurstof van het alveolaire gas naar het capillaire bloed vertraagd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Kenmerken longfunctie longfibrose

A

Lage FEV1, kleine FVC en kleine TLC, afname TLCO

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Diffusiecapaciteit bij roken overschat door …

A

Verhoogd CoHb

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Iatrogene pneumothorax

A

Pneumothorax ten gevolgen van een medische ingreep

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Arteriële hypocapnie gevolg van …

A

Reflexmatige hyperventilatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Hypoxemie gevolg van …

A

Gestoorde ventilatie-perfusie verhouding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Heparine werking

A

Activeert antitrombine III –> secundaire inactivatie geactiveerde stollingsfactoren, trombine en factor Xa –> remmen omzetting fibrinogeen in fibrine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Trombolytica of fibrinolytica functie

A

Oplossen stolsels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Sinusarrest

A

complexen vallen even uit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

AV-nodaal

A

QRS-complexen smal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

AV-dissociatie

A

Geen samenhang P-top en QRS-complex

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Bundeltakblok

A

Blokkade prikkels links of rechts, vertraagde activatie van die kant wat zorgt voor een breed QRS-complex

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

Kenmerken Fallot

A

Ventrikelseptumdefect, pulonalisstenose, aorta overrijding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

Gevolg Fallot

A

Rechterventrikel hypertrofie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

Vasculitis

A

Ontsteking bloedplaatjes in de glomerulus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

Kenmerken nefritisch syndroom

A

Proteïnurie, snelle achtergang nierfunctie, hematurie, oedeem, hypertensie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
49
Q

Immuuncomplex glomerulonefritis

A

Leukocyten en trombocyten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
50
Q

Werking diuretica

A

Remmen natriumreabsorptie in niertubuli –> daling HMV

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
51
Q

ACE-remmers werking

A

Remming omzetting angiotensine I en II –> vaatverwijding

52
Q

Bètablokkers werking

A

Vermindering inotropie en chronotropie en afname renale renineproductie –> afname HMV

53
Q

Calciumantagonisten werking

A

Remmen calciuminstroom gladde spiercellen bloedvaten –> afname vaatweerstand –> lagere bloeddruk

54
Q

Alfablokkers werking

A

Vaatverwijding

55
Q

Centraal aangrijpende middelen werking

A

Invloed op centrale ZNS –> afname sympathicustonus –> arteriële en veneuze vaattonus omlaag en renale renineproductie omlaag

56
Q

Directe vaatverwijders werking

A

Daling vaatweerstand –> vasodilatatie

57
Q

Belangrijkste aanpassingen bij inspanning

A

Skeletspieren, ventilatie en circulatie

58
Q

Oorzaken verlaagde VC

A

Door verlaagde TLC bij restrictie, door verhoogde TLC bij air trapping

59
Q

Cor pulmonale

A

Een door longziekte in functie veranderde rechter ventrikel

60
Q

Hypocapnie

A

Verlaagde CO2 in bloed

61
Q

Hypercapnie

A

Verhoogde CO2 in bloed

62
Q

Fibromusculaire dysplasie

A

Vorm van nierarteriestenose met kralensnoer aspect

63
Q

Effect angiotensine II

A

vasoconstrictie en vrijmaken aldosteron door nieren

64
Q

Effect aldosteron

A

Vasthouden natrium en water, verliezen kalium

65
Q

Waar in de long IPF

A

Subpleuraal basaal

66
Q

Diagnose EEA door

A

Lymfocyten in BAL test

67
Q

Functie pleurodese met talk

A

Verminderd recidief pneumothorax doordat talk een water houdend mineraal is

68
Q

Overerving trombose

A

25%

69
Q

Vitamine K antagonist

A

Langzaam werkend, gevoelig voor andere medicijnen

70
Q

Fusiform aneurysma

A

Alle richtingen

71
Q

Sacculair aneurysma

A

Één zwake kant wand

72
Q

Soorten trombofilie

A

Factor F-leiden mutatie
Proteine S deficiëntie
Proteine C deficiëntie
Anti-trombine deficiëntie
protrombinegen variant/mutatie

73
Q

Niet meer gebruikt bij acuut hartfalen

A

Dopamine

74
Q

B-receptor carvedilol

A

Blokkeert ook a-adrenoceptoren

75
Q

Dier klep voordelen

A

Geen antistolling nodig, lage weerstand, geen geluid

76
Q

Systolische souffle bij …

A

Aortaklepstenose en mitralisklepinsufficiëntie

77
Q

Afwijking mitralisklepinsufficiëntie door…

A

Afwijking klepbladen, papilairen, annulus, chorda

78
Q

Middel als diagnostiek door snelle halfwaarde

A

Adenosine

79
Q

Ineens stop in ECG

A

Compensatoire pauze

80
Q

Uitsluiten hypertensief noodgeval met

A

Fundoscopie: bloedvaten geknapt, witte plekjes, kronkels

81
Q

Plek buik dialyse

A

Ruimte van Douglas

82
Q

Waar mutatie bij syndroom van Alport

A

COL4A5: enige X-chromosomaal

83
Q

Kenmerken IgA nefropathie

A

Sluipend verloop (eerst stabiel), hematurie, creatinine, proteïnurie

84
Q

Antistoffen bij neergeslagen IgG in GLO basaal

A

Anti-PLA2R eiwitten

85
Q

Veel eosinofiele granulocyten in nierbiopt na transplantatie duidt op …

A

Allergische tubulo-interstitiele nefritis

86
Q

Type 2 cel functie

A

Verantwoordelijk voor surfactant productie en herstel na schade in longen

87
Q

Ontstaan niercysten

A

Door verlies aan polariteit en secretie van electrolieten passief watertransport naar de cysten

88
Q

Keelinfectie

A

IgA negropathie

89
Q

Bruine cilinders in urine bij …

A

Geen interstitiële nefritis

90
Q

Activatie vitamine D in …

A

Proximale tubulus

91
Q

IgG patroom in GBM geeft … in bloed

A

Anti-GBM antistoffen

92
Q

Hyperaldosteronisme gehaltes kalium en renine

A

Laag/normaal kaliumgehalte en laag reninegehalte

93
Q

Digoxine functie op calcium

A

Verhoogt de beschikbaarheid van calcium in de cel

94
Q

Receptor die het meest daalt bij hartfalen

A

B1-receptor

95
Q

Behandeling medicatie bij flinke stenose

A

Start clopidogrel en statine

96
Q

Stokes-adem aanval

A

Flauwvallen door tijdelijke hartpauze

97
Q

Opties in gezondheidsdeterminantiemodel

A

Individuele leefstijl, sociale netwerken, leef- en arbeidsomstandigheden, persoonlijke karaktiristieken, algemene sociaal- economische, culturele en omgevingsfactoren

98
Q

LMWH zorgt bij kanker voor

A

Minder recidieftrombose dan VKA

99
Q

Symptomen acuut ketoacidose

A

Laag pCO2, lage pH, iets laag K+, vaak bij diabetes, laag bicarbonaat

100
Q

Bijwerking tacrolimus

A

Nierschade

101
Q

Bijwerking myofenolaat mofletil

A

Diarre

102
Q

Bijwerking prednison

A

Osteoperose

103
Q

Bijwerking azathioprine

A

Leverschade

104
Q

ACE-remmers

A

Vasodilatatie efferente arteriolen

105
Q

Nefrogene diabetes insipidus kan niet behandeld worden met …

A

DDAVP

106
Q

Kenmerken membraneuze glomerulopathie

A

Veel creatinine en albumine in serum, weinig albumine in urine

107
Q

Belangrijkste rol bij natriumretentie bij membraneuze glomerulopathie

A

ENaC receptor

108
Q

Depositie bij keelinfectie

A

Onder endotheelcel

109
Q

Longfunctie bij kyphoscoliose

A

FVC lager dan LLN, TLCO lager dan LLN, KCO hoger dan LLN

110
Q

Idopathische longfibrose kenmerk

A

Veel fibroblasten in de long

111
Q

Werking dipyridamol

A

Remt fosfodiësterase

112
Q

Niet gebruiken bij secundaire preventie HVZ

A

Nitratie

113
Q

Atriumseptumdefect zorgt voor dilatatie ,..

A

Rechts

114
Q

Pacemaker alleen bij

A

Bradycardie

115
Q

Apixabon is geen …

A

Trombocytaggregatieremmer

116
Q

RAS blokkers bijwerking

A

Hyperkaliemie

117
Q

Twee voorwaarden aanmerking CRT

A

Verbreed QRS-complesx. verminderde ejectiefractie

118
Q

Ademhalingspatroon longfibrose

A

Hoge elastische arbeid en normale stromingsarbeid

119
Q

Gevaar toedienen teveel zuurstof

A

toenemende hypercapnie

120
Q

Eerste keus trombose been medicatie

A

DAOC’[s

121
Q

Kenmerken bloed FVII deficiëntie

A

pt verlengd (hogere waarde) en aptt normaal

122
Q

Vervanging aortaklep via

A

TAVI, homograft, kunstklep en biologische klep

123
Q

AVNRT

A

Afhankelijk van 2 routes in de AV-knoop

124
Q

Renineconcentratie … bij hyperaldosteronisme

A

Laag

125
Q

Patroon IgA neerslag

A

Vlekkerig in het mesangiom

126
Q

Vitamine D gehydroxyleerd op plaats ..

A

1