1A2 week 7 college 4 Flashcards

1
Q

Continue capillairen

A

Kleine gaatjes voor kleine stoffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Gefenestreerde capillairen

A

Dunnere gedeelte (in de darm)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Sinusoïdale capillairen

A

Grote gaatjes (in beenmerg en lever)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Serum

A

Plasma - stollingsfactoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Functie Albuine

A

Osmotische druk constant houden in capillairen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Door elektroferese

A

Eiwitspectrum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Trombocyten

A

Bloedplaatjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Functie trombocyt

A

Activatie stollingscascade –> omzetten protrombine in trombine –> fibrogeen omgezet in fibrine –> ontstaan stolsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Functie neutrofiele granulocyten

A

Acute reactie op een ontstekingsprikkel door fagocyteren en doden van bacterie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Helpen neutrofiele granulocyten met doden bacterie

A

collagenase, lysozym en lactoferrine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Functie eosinofiele granulocyten

A

Parasitaire infecties, allergische reacties, remming van acute ontstekingen en internalisatie van Ag-Ab complexen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Functie basofiele granulocyten

A

Zetten een IgE-respons in gang –> vorming histamine –> vasodilatatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Lymfocyten

A

Kleine inactieve vorm en grote actieve vorm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Functie monocyten

A

Betrokken bij acute als chronische ontstekingen. Pathogenen fagocyteren en doden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Twee vormen monocyten

A

Macrofaag en dendritische cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Bloedcellen tijdens prenatale fase uit …

A

Dooierzak

17
Q

Bloedcellen komen uit…

A

Hematopoietische stamcellen