1B3 week 12 college 7 Flashcards
Voorkomen van arteriële trombose dmv
Medicatie die met name de primaire hemostase remt
Gevolg remmen primaire hemostase
Tekort aan een bepaalde factor in het bloedstollingsproces om een plaatjesplug te vormen
Voorkomen van veneuze trombose dmv
Medicatie die met name de secundaire hemostase remt: vanwege het langzame ontstaan van een veneuze trombose
Behandeling veneuze trombose
Heparine (LMWH), vitamine K antagonisten, directe orale anticoagulantia (DOAC)
Parenteraal (korte termijn) beschikbare antistollingsmedicatie voor het remmen van de homeostase
LMWH: versterken de werking van antitrombine
ongefractioneerde heparines, pentasacchariden, trombolytica
Orale middelen (lange termijn) beschikbare antistollingsmedicatie voor het remmen van de homeostase
Vitamine K antagonisten: remming aanmaak stollingsfactoren II, VII, IX en X
Trombocytenaggregatieremmers, DOAC’s: IIa en Xa remmers
Gevolg atriumfibrilleren
Leidt tot turbulentie in de atria wat stolsel veroorzaakt. Deze kunnen losschieten en een longembolie, thrombosebeen of een CVA veroorzaken
Werking heparine
Berust op de remming van factor II (trombine) en Xa.
Werking vitamine K antagonisten
Remmen de aanmaak van vitamine K afhankelijke factoren (II, VII, IX en X)
Extrinsieke stolling
De stoffen die de stolling in gang zetten mogen aanwezig zijn, zoals factor VII
Intrinsieke stolling
Gaat erom dat alle stoffen die nodig zijn om te stollen aanwezig zijn, ook wel APTT genoemd
APTT
Tijd die nodig is om patiënten plasma te laten stollen na toevoeging van fosfolipide, een activator van intrinsieke stolling en calcium
Voordele nieuwe orale antistollingsmiddelen
Geen laboratoriumcontrole, vaste dosering, weinig interactie met voeding en andere medicijnen en minder hersenbloedingen
Nadelen nieuwe orale antistollingsmiddelen
Geen antidotum beschikbaar voor Xa remmers, weinig ervaring, duur, mogelijk meer maag-darm bloedingen