HC 6.3 Deel 1 Theorie voedselallergie Flashcards

1
Q

Hoe kunnen mensen verschillend reageren op hetzelfde allergeen?

A

Mestcel is belangrijk voor IgE gemedieerde allergieën.
Verbinding van het IgE met high affinity Fce receptor (episilon). Het allergeen heeft meerdere epitopen. Waardoor de mestcel op verschillende manieren kan crosslinken met de verschillende epitopen van het allergeen. Dit is de reden waarom mensen verschillend reageren op een allergeen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de klachten van een voedselallergie?

A

Waar mestcellen zitten krijg je de klachten: slijmvliezen (oog, longen, mond), huid, darm
Subjectief/algemeen
- Angst
- Metaalsmaak in mond
- Gevoel van kortademigheid
- Strakke tong/keel
- Misselijkheid
- Buikpijn/krampen
- niet lekker voelen/ duizelig
- Zwart voor ogen
Pulmonaal
- Heesheid
- Piepende bronchie
- Larynxoedeem
- Dysfagie
- Hoesten en sputum
- Obstructieve longfunctie
Huid
- gegeneraliseerde jeuk
- gegeneraliseerde roodheid
- urticaria
- angio-oedeem
Cardiovasculair
- Collaps
- Tachycardie
- Hypotensie
- Slap/niet op benen kunnen staan
Oog/neus
- Rhino conjuctivitis
Gastro-intestinaal
- Braken
- Diarree
Anafylaxie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn de kenmerken van een anafylaxie? En bij welke allergenen treedt dit meestal op?

A

Door grote mediator release kun je hypotensief worden en een anafylaxie krijgen. Je kunt hieraan overlijden. Vaak zien we dit bij een wespenallergie. En soms zien we dit ook nog voedselallergieën. Anafylaxie begint snel en meerdere orgaansystemen zijn betrokken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe reageren mensen bij een provocatietest?

A

Provocatietest: duurt lang, en als er een reactie optreedt dan gaat het rustig zitten en lezen niet meer. Mensen worden oncomfortabel, worden paniekerig en voelen zich zwak. Dus je ziet ook gedragsveranderingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke factoren zijn van invloed op sensibilisatie?

A
  • Genetisch: vader of moeder allergie: grote kans, beiden: zeer grote kans
  • Omgeving: boerderij of stad: in de stad door luchtvervuiling o.a. meer kans. Op een boerderij met dieren en veel expositie is ook de kans op allergie kleiner (hygeïnetheorie). Oudere broer of zus ook meer allergeen expositie. Of huisdieren, meer allergenen minder kans op allergie.
  • Opname: in utero, borstvoeding: positief. Je moet kinderen juist wel vroeg introduceren aan bepaalde allergenen: melkeiwit, kippeneiwit (behalve bij kinderen met ernstig eczeem of bij positieve FA). Via de huid introductie is niet goed, oraal wel. Door het eczeem hebben kinderen vaak een verkeerde introductie gehad met het allergeen.
  • Blootstelling: uiteten, lopend buffet, school (samen lunchen), fast food.
    Je kan ook sensibilisatie hebben waarop je niet per se hoeft te reageren.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de nomenclatuur van verschillende allergene componenten?

A

Nomenclatuur epitoop: eerste 3 letters van de geslachtsnaam, eerste letter van soortnaam, en daarna een getal. Getal is de volgorde waarin de diverse componenten zijn ontdekt. Bijv. Bet v1, dit is een PR-10 eiwit. Het komt uit het latijn dus hele wereld gebruikt dezelfde eiwitten en epitopen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat voor diagnostiek doen we bij een voedselallergie?

A

Anamnese: welk allergeen? Skin test: geen goede gestandaardiseerde commerciële extracten. ImmunoCAP: of niet klinisch relevant. DBPCFC gouden standaard: moeizaam, zwaar en belastend voor patiënten, duur en tijdrovend (provocatietest).
- Dubbelblind doen we niet zo vaak. Omdat het heel tijdrovend is, patiënten moeten twee dagen naar het ziekenhuis komen. We doen het zeker niet bij een heel duidelijk verhaal. Maar soms doen we het toch wel om de drempelwaarde te bepalen.
Laag risico provocatie doen we gewoon op de poli. Ieder half uur doen geven we iets meer. Bij hoog risico provocatie doen we het op het dagbehandelcentrum. Het is wel heel intensief.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wanneer reageert 100% van de mensen met een pinda-allergie?

A

Bijna 100% reageert op 6 a 7 pinda’s. Maar een heel klein deel reageert op een flintertje pinda.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat vraag je uit bij een voedselallergie?

A
  • Welk voedingsmiddel?
  • Welke klachten?
  • Hoe ernstig waren de klachten?
  • Klachten bij herhaling?
  • Wel eens eten zonder klachten?
  • Bij welke dosis?
  • Hoe snel na inname?
  • Hoe lang blijven de klachten?
  • Ook bij verwerkte producten?
  • Alleen in bepaald seizoen?
  • Wat gebeurde er toen er adrenaline werd gespoten?
    Bij IgE gemedieerde allergie zou je bij de volgende inname weer een reactie moeten krijgen. We verwachten een IgE reactie binnen een uur. Meestal wel binnen minuten.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is het OAS?

A

Oral allergy syndrome; mensen met boom of graspollenallergie: krijgen reactie op sommige voedselproducten; raakt het slijmvlies en vervolgens krijgen ze een prikkelend gevoel. Maar als het verwerkt is dan hebben mensen er geen last van (door verhitting gaat het eiwit kapot). Kan ook alleen zo zijn in het seizoen van de pollen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn de verschillende testen voor voedselallergieën?

A
  • in vivo: Meet het gebonden IgE via “cross- linking”
  • Spt: Skin prick test
  • DBPCFC: Dubbel blinde placebo gecontroleerde voedsel provocatie
  • in vitro: meet specifiek IgE in plasma (vrij)
  • ImmunoCAP: Fluorescent enzyme-linked immuno assay
  • ISAC: 140 allergenen op een chip
  • ALEX: >300 allergenen: geeft het allergeen en de epitopen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wanneer gebruiken we commerciële extracten voor de huidtest en wanneer doen we liever prick-to-prick?

A

Niet plant gerelateerd o.a. Ei, melk:
- sensitiviteit, NPV: uitstekend> 90% (dus weinig fout neg)
- specificiteit, PPV: laag: 50-85% (dus veel fout pos)
wordt in veel praktijken gebruikt
Plant gerelateerde voedingsmiddelen:
- sensitiviteit: NPV: redelijk <80%
- specificiteit: PPV: laag <50-85%
in enkele praktijken gebruikt
Vers prick to prick:
- sensitiviteit > 90%
- specificiteit > 90%
Niet altijd mogelijk. Plant gerelateerd wordt meestal prick to prick gedaan. Maar het is niet altijd mogelijk als je het niet hebt liggen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is kruissensibilisatie? En wat is co-sensibilisatie?

A
  • Kruis-sensibilisatie: IgE antistoffen gericht primair tegen bijvoorbeeld inhalatieallergenen, die ten gevolge van botanische verwantschap (homologe componenten) secundair reageren met voedselallergenen. Deze kruissensibilisatie hoeft niet klinisch relevant te zijn maar is dat in veel gevallen wel. Hierbij zijn de klachten niet ernstig.
  • Niet te verwarren met: Co-Sensibilisatie: berust op een toevallige klinisch relevante sensibilisatie voor verschillende allergenen die al dan niet botanisch verwant zijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waar geven boompollen kruisreactiviteit bij?

A
  • hazelnoot, walnoot,
  • appel, perzik, kers
  • kiwi, druif
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waar geven graspollen kruisreactiviteit bij?

A
  • tarwe,
  • pinda, peulvruchten
  • aardappel, tomaat
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waar geeft huisstofmijt kruisreactiviteit bij?

A
  • Garnalen
  • Slakken
  • krab
    Doordat het tropomyosine eiwit ook in geleedpotigen zit.
17
Q

Wat zijn voorbeelden van thermolabiele en stabiele epitopen?

A

Thermolabiel
- perzik (pru p1): milde reactie: perzik rauw, geen reactie: perzikjam
- kers (pru av1): milde reactie: kers rauw, geen reactie: kersenjam
- appel (Mal d1): milde reactie: appel rauw, geen reactie: appelmoes
- biefstuk (γ-glob): milde reactie: medium, geen reactie: doorgebakken
- ei-albumine (nGal d2): milde reactie: zacht gekookt ei, geen reactie: hard gekookt ei
Thermo stabiel
- Perzik: (pru p3) reactie na perzik en ook na perzikjam
- Hazelnoot: (cor a8) reactie op rauwe en geroosterde hazelnoten

18
Q

Welke typen eiwitten zijn thermolabiel en welke zijn stabiel?

A
  • Profilline en PR10: zijn oral allergy eiwitten deze leiden niet tot een anafylaxe.
  • Opslageiwitten (2S, 7S, 11S) en LTP: hittestabiel en grotere kans anafylaxie.