HC 4.12 Delier Flashcards

1
Q

Hoe vaak komt een delier voor op een beschouwende afdeling?

A

50-60%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Casus 1
Pt X, 89 jaar
- Reden van opname: koorts en verhoogde infectie parameters
- Reden van consult: onrustig en verward
Voorgeschiedenis: Atriumfibrilleren, hypertensie, recent val van fiets met polsfractuur, mictieklachten, depressie.
Verpleging: Erg onrustig, oogt angstig, zegt weinig en doet sombere uitlatingen.
Psychiatrisch onderzoek: Onrustige patiënt. Beweegt heen en weer in bed, probeert wat te zeggen maar is niet goed te volgen. Draagt een zuurstofkapje. Bewustzijn is wisselend, bij binnenkomst is patiënt wakker maar valt tijdens het gesprek een aantal keer in slaap. Patient is daarop wel vlot weer wakker te maken. Kijkt een aantal keren verschrikt naar rechts in de richting van het raam waarbij patiënt ook wat lijkt te willen zeggen.
Welke genoemde informatie duidt het meest op een delier?
- A: De somberheid van patiënt
- B: Het wisselende bewustzijn en de mogelijke hallucinaties
- C: Het geven van korte antwoorden
- D: alle genoemde opties

A

Het wisselende bewustzijn en de mogelijke hallucinaties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn de kenmerken van een delier?

A
  • Acuut optredende verwardheid met een verandering van het bewustzijn en de aandacht welke zich ontwikkelt in een korte periode van uren tot dagen en welke de neiging heeft te fluctueren over de dag
  • Ingrijpend voor patiënt en mantelzorgers
  • Delier komt vaak voor
  • Diagnose wordt ook vaak gemist
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de pathogenese van een delier?

A
  1. Een luxerende factor: medische conditie, wat van alles kan zijn wat een patiënt heeft.
  2. De aanwezigheid van fysiologische kwetsbaarheid (deliersubstraten). Voorbeelden van deliersubstraten: neuronale veroudering, neuroinflammatie, neuro-endocriene dysregulatie, circadiane dysregulatie, oxidatieve stress. Hoe meer van die substraten aanwezig zijn hoe groter de kans dat iemand een delier gaat ontwikkelen.
  3. Verandering in neurotransmitter synthese, functie en/of beschikbaarheid.
  4. Dysregulatie van neuronale activiteit en connectiviteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke neurotransmitters zijn betrokken bij een delier?

A

GABA, serotonine, acetylcholine en dopamine.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Op welke neurotransmitters grijpt de medicatie in die we geven bij een delier?

A

Met medicatie grijp je aan op dopamine (overschot), acetylcholine (tekort).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn de subtypen van een delier?

A

Subtypen van een delier: hypoactief, hyperactief, gemengd type.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welk subtype van het delier denk je dat het meeste voorkomt?

A

Hypoactief (65% van de gevallen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe stel je de diagnose delier?

A

Klinisch oordeel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn de criteria voor een delier?

A

Criteria voor delier volgens de DSM-V
a. Een stoornis in het bewustzijn en aandacht.
b. De stoornis ontwikkelt zich in korte tijd (meestal binnen een aantal uren of dagen), betreft een verandering in het pre-morbide niveau van bewustzijn en aandacht, en heeft neiging in de loop van de dag in ernst te fluctueren.
c. Een bijkomende stoornis in de cognitieve functies (bijvoorbeeld in geheugen, oriëntatie, taal en visuopatiele functies of waarneming)
d. De symptomen in criteria A en C kunnen niet beter verklaard worden door een andere eerder bestaande, ontwikkelde of zich ontwikkelende neurocognitieve stoornis en doen zich niet voor in de context van een ernstig gedaald bewustzijn zoals een coma.
e. Er zijn aanwijzingen vanuit anamnese, lichamelijk onderzoek of bij aanvullend onderzoek dat de stoornis het directe pathofysiologisch gevolg is van een somatische aandoening, intoxicatie, door of onttrekking van een middel (zoals een drug of medicatie) of blootstelling aan een giftige stof, of het gevolg is van multipele oorzaken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn de risicofactoren voor een delier?

A
  • Hoge leeftijd
  • Pre-existente cognitieve beperkingen
  • Functionele beperkingen (fysiek, visus, gehoor)
  • VG van overmatig alcohol gebruik
  • Ernstige ziekte
  • Polyfarmacie
  • Etc….
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe komen we er achter of iemand een verhoogd risico heeft op een delier tijdens opname?

A

Verpleging screent op een delier DOSS.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn de preventieve maatregelen voor een delier?

A

Bij een verhoogd risico op een delier zetten we preventieve deliermaatregelen in.
- Interventies op meerdere risico domeinen
- Afname in incidentie (OR = 0.4; 95%BI 0,24-0,77)
- Medicatie: opioïden, benzodiazepines, anticholinergica
Medicatie is in 30% van de gevallen de veroorzaker van een delier. Je kunt hiervoor de Screening Tool of Older Persons Prescriptions (STOPP-criteria) gebruiken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn de gevolgen van een delier?

A

Verminderd ADL functioneren, verlengde opnameduur, meer uitplaatsing naar het verpleeghuis, meer kans op het ontwikkelen van dementie, verhoogde kans op mortaliteit, verhoogde kosten. Dit verhoogde risico is onafhankelijk van geslacht, leeftijd, co-morbiditeit, ziekte ernst, en aanwezigheid van dementie op baseline.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is het vervolgbeleid van iemand met een delier?

A
  1. Opsporen onderliggende oorzaak
  2. Inzetten van ondersteunende maatregelen (medicamenteus en niet-medicamenteus)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn met name de oorzaken die zorgen voor een delier?

A
17
Q

Wat is de niet medicamenteuze behandeling van een delier?

A
  • Realiteitsbevestiging
  • Rol mantelzorger / familieleden: Rooming-in
  • Vrijheidsbeperkende interventies: Fixatie
18
Q

Wanneer behandelen we medicamenteus bij een delier?

A
  1. Ervaren van hoge lijdensdruk
  2. Wanneer de patiënt een gevaar is voor zichzelf of anderen
  3. Zijn eigen behandeling in de weg staat
  4. Persisterend delier
    - Vaak bij hyperactief delier, echter ook bij hypoactief delier
    - Doel symptomen: onrust, angst, psychotische verschijnselen
19
Q

Wat is het stappenplan van medicatie bij een delier?

A
  1. Haloperidol
  2. Nieuwere antipsychotica als quetiapine bij onvoldoende effect/ bijwerkingen
  3. Benzodiazepines, eventueel bij hyperactief delier, onttrekkingsdelier
20
Q

Welke bijwerkingen geeft Haldol?

A

Bijwerkingen oa: EPS (neurologische complicaties), gewichtstoename, sedatie, QT-verlenging, ‘torsade de pointes’, ventrikeltachycardie, SIADH, leverchemie afw, hyperprolactinemie.
- Haldol verlaagt insult-drempel: pas op bij patiënten met bekende epilepsie of bij bv alcohol-onttrekking

21
Q

Wat zijn de farmacokinetische eigenschappen van Haldol?

A
  • F = oraal 60–70% door first-pass-effect
  • Tmax = oraal 2–6 uur, i.m. 20 min
  • T1/2 = 12–38 uur
    Dosering: afhankelijk van indicatie en toedieningsweg: meestal tussen: 0.5 – 20 mg
22
Q

Wat zijn redenen om te kiezen voor medicatie bij een delier?

A

Het effect op de ernst is minimaal. Maar:
- belangrijke parameters als belevingen niet onderzocht
- Symptoom behandeling
- Niet medicamenteuze interventies soms lastig door te voeren