HC 4.4 Het CGA Flashcards
Wat kun je zeggen over de gezondheid van ouderen?
- Dubbele vergrijzing
- Op SEH is 1 op de 3 patiënten 65+. Binnen 3 maanden na SEH: 20% van de patiënten heeft functionele achteruitgang, 25% van patiënten weer naar SEH en 10% van de patiënten zijn overleden.
- Levensverwachting na 65 jaar is nog 20 jaar.
Multimorbiditeit neemt toe, heterogeniteit neemt toe (je ziet hele verschillende patiënten). Traditionele risicofactoren, zoals leeftijd, maken onvoldoende onderscheid, door de enorme heterogeniteit.
Wat zijn de kenmerken van de typische geriatrische patiënt?
- Atypische symptomen: armoede (veel minder klachten), vermeerdering (of heel veel klachten), omkering (bijv. bij infecties ondertemperatuur dan koorts).
- vitale parameters kunnen vals ‘normaal’ zijn
- multimorbiditeit: dit maakt het lastiger om het probleem te herkennen
- geriatric giants: syndromen waarmee ouderen zich vaak presenteren
- geriatrische cascade: door multimorbiditeit en andere problemen een kaartenhuis wat in elkaar zakt waardoor mensen snel kunnen verslechteren.
Je ziet bij ouderen dat ze zich gaan presenteren met andere symptomen. Wat voor symptoomveranderingen zie je bij een myocardinfarct?
- Klassiek: retrosternale pijn met uitstraling
- Oudere: delier/vermoeid/dyspnoe/functieverlies
Je ziet bij ouderen dat ze zich gaan presenteren met andere symptomen. Wat voor symptoomveranderingen zie je bij ischemie van het colon?
- Klassiek: acute buik/geprikkeld
- Oudere: diffuus drukpijnlijk maar relatief soepel (de defense musculair wordt minder typisch)
Je ziet bij ouderen dat ze zich gaan presenteren met andere symptomen. Wat voor symptoomveranderingen zie je bij een hyperthyreoidie?
- Klassiek: gejaagdheid, afvallen, tachycardie, tremor, diarree
- Oudere: apathie, cognitieve stoornissen, verwardheid, vermoeidheid
Wat is multimorbiditeit en wat is comorbiditeit?
- Comorbiditeit: De aanwezigheid van 1 aandoening naast een andere
- Multimorbiditeit: Aanwezigheid van 2 of meer meerdere chronische aandoeningen naast elkaar; beiden evenveel aanwezig
Sommige comorbiditeiten komen veel naast elkaar voor - Hypertensie, hypercholesterolemie, hartinfarct
- Alcoholabusus, ondervoeding, slokdarmkanker
- Is eigenlijk ook multimorbiditeit
In richtlijnen veel aandacht voor veelvoorkomende comorbiditeiten; weinig voor de geriatric giants. Multimorbiditeit = complex. Als je het een gaat behandelen wat gebeurt er dan met de andere ziektebeelden.
Wat is de incidentie van multimorbiditeit?
Ca. 5,4 miljoen mensen met ≥ 2 chronische aandoeningen = 31% van totale NL bevolking
Multimorbiditeit neemt sterk toe vanaf 40 jaar: < 40 jaar: prevalentie 12%, >= 75 jaar: prevalentie 86%. Vrouwen > Mannen.
Wat zijn de verschillende geriatric giants?
- Geheugenproblemen en verwardheid
- Vallen en mobiliteitsverlies
- Sarcopenie
- Polyfarmacie
- Vermoeidheid
- Stemmingsstoornissen (depressie)
- Ondervoeding en gewichtsverlies
- Onverklaarde achteruitgang in functioneren.
Er zijn 4 ziektemodellen van de geriatrische cascade. Wat is het synergistische model?
Verschillende ziektes die op zichzelf niet voldoende zijn om functionele achteruitgang te verklaren. Maar samen wel.
Er zijn 4 ziektemodellen van de geriatrische cascade. Wat is het attributie model?
Niet herkende aandoening: de klachten worden toegeschreven aan een bekend chronisch probleem.
Er zijn 4 ziektemodellen van de geriatrische cascade. Wat is het causale ketenmodel?
De patiënt presenteerd zich met D, maar daarvoor zijn er al ziekten opgetreden. Dus uitvogelen hoe de andere ziekten tot D hebben geleid.
Er zijn 4 ziektemodellen van de geriatrische cascade. Wat is het ontmaskerend voorval model?
Ziekte gecompenseerd en niet herkend, maar dan valt het compensatiemechanisme weg door een gebeurtenis.
Patient A, 88 jaar. RvK: gewichtstoename, perifeer oedeem en nachtelijke angstaanvallen. Voorgeschiedenis: Cervicale hernia operatie, angst-paniek stoornis > SSRI. Huisarts: komt door langer bestaande immobiliteit.
Conclusie CGA:
- Longembolieen, atriumfibrilleren en rechtszijdig hartfalen
- Angst door nachtelijke dyspnoe
Beleid: Antistolling en furosemide waarna verbeteren klachten
Welk model hoort bij casus 1?
Niet erkende aandoening. Klachten worden toegeschreven aan een eerder bestaand probleem.
Patiënte S: 73 jaar. RvK: lichamelijke achteruitgang, hoesten & vermoeidheid
- Stress incontinentie
- Fibulafractuur waardoor minder mobiel
- Verminderd initiatief en mantelzorger overbelast
Conclusie CGA:
- Vasculaire dementie
- Hoesten door valsartan
- Stressincontinentie door hoesten
- Minder mobiliteit bij fibulafractuur
Welk model hoort bij casus 2?
Synergistisch model past erbij. Meerdere klachten waardoor het niet functioneerd.
Patient M, 79 jaar. Reden van komst: Acuut ontstane geheugenstoornissen > hersentumor?
CGA
- Partner half jaar geleden overleden en nadien verhuisd
- Tijdens verhuizing ongewassen kleding, eten over datum, financiën niet op orde
Conclusie: Alzheimer dementie
Beleid: Casemanager en thuiszorg, Rivastigmine
Welk model hoort bij casus 3?
Ontmaskerend voorval.
Patient C, 83 jaar. RvK: Buikklachten, ontregelde diabetes
Conclusie CGA:
- Vasculaire dementie met moeite inname medicatie.
Gevolgen: Metamucil vergeten waardoor obstipatie en buikpijn. Anti diabetica en maaltijden vergeten waardoor ontregelde diabetes
Beleid:
- Thuiszorg voor inname medicatie en maaltijden
Welk model hoort bij casus 4?
Causale ketenmodel