HC 2.2 College A/B Flashcards

1
Q

Waar kijk / luister / voel je naar in de A?

A
  • Spreek aan: Is er ademhaling? Geen ademhaling > BLS
  • Kijk:
    o In de mond: verontreiniging? Braaksel, bloed?
    o Losse tanden? Corpus alienum?
  • Luister: hoorbare ademhaling:
    o Partiële obstructie: veranderd geluid (snurken, stridor (in de A is er sprake van inspiratoire stridor), rochelen)
    o Volledige obstructie: geen ademgeluid aan de mond hoorbaar (heel urgent)
    o Beoordeel de stem: heesheid (oedeem aan de larynx?)
  • Voel:
    o is er luchtstroom
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waar moet je kijken of er een obstructie zit?

A

Ga altijd op zoek naar een obstructie: larynx, pharynx, subglottisch. Vraag aan de patiënt om de mond open te doen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe ontstaat het geluid rochelen? Hoe behandel je het?

A

Rochelen: iets vloeibaars (bloed, braaksel, sputum): oplossing: wegzuigen (met Yankauer). Je zuigt alleen wat je kan zien.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe ontstaat het geluid snurken? En hoe behandel je het?

A

Snurken: tong naar achter vallen bij bewustzijnsverlies. Wakkere patiënt snurkt niet. Oplossing: wakker maken –> head till chin lift of jaw trust. Beoordeel of het snurken is gestopt. HTCL: kussen bij patiënt verwijderen –> dit maakt het gemakkelijker.
- Hierna kiezen voor een luchtwegdevices. Kiezen voor nasale tube want die is veel patiënt vriendelijker. Mayo tube: braken als iemand wakker is, dus deze gebruik je alleen bij lage EMV-score. Nasale tube wordt beter verdragen.
- Mayo: mondhoek tot oorlel. Kan je jaw-trust gebruiken om de mayo makkelijker in te brengen. Ondersteboven: kans op schade aan zachte palatum, normale richting: kans op naar achterschuiven van de tong.
- Nasale tube: niet bij bloedingen in de neus, schedelbasisfracturen of bij anti-stolling gebruik, beschadigd aangezicht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe ontstaat het geluid stridor? En hoe behandel je het?

A

Stridor: zwelling op het niveau van de larynx: vreemd lichaam, angio-oedeem (anafylaxie), inhalatie van rook, infectie ((pseudo)kroep), bestraling op KNO-tumor (radiatie-schade kan zwelling geven), nabloeding na operatie schildklier. Behandeling verschilt voor de oorzaken: Anafylaxie: adrenaline, infectieus: steroïden, oedeem na bestraling: dexamethason, bloeding: bloeding ontlasten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn stabiliserende acties in de A?

A
  • Altijd zuurstof 15 L/min via NRM
  • Overweeg immobilisatie CWK
  • Uitzuigen
  • Luchtweg manoeuvres
  • Mayo tube/nasale tube
  • Overweeg noodzaak intubatie
  • Stabiele zijligging (pas aan het einde van je beoordeling, want dit maakt de evaluatie moeilijker)
  • Echt veilig stellen door intubatie.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waar kijk / luister / voel je naar in de B?

A
  • Kijk:
    o cyanose, hulpademhalingsspieren
    o thoraxexcursies: symmetrie, intrekkingen
    o Inspectie: kleur, huidafwijkingen, rash, thoraxletsel, zweten?
    o Postuur: lang en slank past meer bij spontane pneumothorax.
    o Ademhalingsfrequentie (belangrijk: omdat deze waarde als eerste veranderd)
    o ademinspanning: We zien vaker obesitas hypoventilatie: het kost meer moeite om te ademen als iemand dit is –> hierdoor kan de sat dalen.
  • Luisteren: ademgeruis, bijgeluiden.
  • Voelen: symmetrie, diepte, trachea in midline, percussie, subcutaan emfyseem (het voelt als klein bubbeltjes plastic), ademfrequentie tellen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe monitoren we de B?

A

Monitoring: thoraxfoto, bloedgas, sat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe monitoren we de saturatie?

A

SpO2: saturatiemeter, percentage Hb dat zuurstof heeft gebonden, pO2 zuurstofspanning: arterieel bloedgas, meestal is dat niet nodig. Arterieel bloedgas als: Wel nodig als je SpO2 niet kan gebruiken. Of patiënt ziet er niet uit als op basis van veneus bloedgas. Geen groot verschil tussen arterieel en veneus. Er zitten wel kleine verschillen tussen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de behandeling van een B-probleem?

A

Behandeling B-probleem: zuurstof toediening: neusbril/venturi-masker, non-rebreating masker.
- afhankelijk van de oorzaak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de behandeling van bronchospasmen?

A

Bij bronchospasme: bronchusverwijder. Expiratoir wheezing –> bronchospasme. Je laat patiënten vernevelen (duurt ongeveer 5 min). Patiënt merkt meteen verbetering, het piepen is al verminderd en soms al weg.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de behandeling van een pneumothorax?

A

Pneumothorax: naaldthoracocentese of thoraxdrain. Naald is korte oplossing: want dit gaat dichtzitten. Thoraxdrain: longarts of interventieradioloog.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn verschillende redenen voor de ABCDE waarom je benauwd kan zijn?

A

Kortademigheid kan het gevolg zijn van een probleem in de
- A: obstructie
- B:
o Astma aanval
o Exacerbatie COPD
o Longoedeem
o (Spannings)pneumothorax
o Pneumonie
o Pleuravocht
o Longembolie
- C: Shock
- D: Metabole ontregeling
- E: Koorts

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe kun je een pneumonie classificeren? En wat is de behandeling?

A
  • Meerdere classificaties: ontstaan (HAP vs CAP), lokalisatie (lobair, interstitieel, bronchiaal), verwekker (typisch, atypisch)
  • Hoe behandeling op basis van meest waarschijnlijke verwekker.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe zorgt pleuravocht voor benauwdheid? En welke twee soorten pleuravocht zijn er? Wat is de behandeling?

A

Pleuravocht: er moet veel pleuravocht zijn voordat iemand echt benauwd is, long wordt dichtgedrukt door het vocht.
- Prikken: om erachter te halen of het transsudaat (vooral vocht, komt ergens anders vandaan) of exsudaat (vooral cellen) is. Type heeft ook invloed op de behandeling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn voorbeelden van transudaat en exsudaat?

A

Transudaat
- Decompensatio cordis
- Pancreatitis
- Levercirrose
Exsudaat
- Maligniteit
- Pneunonie
- Empyeem
- Hematothorax
- Chylothorax
- Auto-immuun

17
Q

Waarom doen we een V/P scan bijna nooit meer?

A

LE: Ventilatie / perfusie scan gebruiken we eigenlijk nooit meer in de acute fase, dit omdat de CT-scan zo goed is geworden. V/P deden we meestal wel bij zwangere vrouwen.

18
Q

Wat is astma? Wat is een silent chest? En wat is de behandeling?

A

Astma: reversibele luchtwegobstructie
- Aanvallen met piepen, kortademigheid, hoesten.
- Behandeling: ontstekingsremmers en luchtwegverwijders
- Silent chest: zoveel vernauwing, bijna geen lucht meer in of uit.

19
Q

Wat zijn de kenmerken van COPD?

A

COPD: chronische bronchitis: ontsteking van de bronchieën en slijmvliesdikte neemt toe door toename slijmproductie. Mensen moeten meer dan 3 maanden klachten hebben
Longemfyseem: beschadiging alveoli, veranderde structuur, collaboreren van de longblaasjes.
Behandeling COPD: ontstekingsremmers en luchtwegverwijders.

20
Q

Wat zijn de kenmerken van longoedeem?

A

Longoedeem: vochthoping in de longen: verminderde gasuitwisseling met respiratoir falen.
Cardiogeen (hart krijgt het vocht niet weggepompt) / niet cardiogeen (schade aan het longparenchym)
Behandelen oorzaak: optimaliseren ademhaling en cardiogeen (diuretica en bloeddrukverlagers)

21
Q

Wat zijn de kenmerken van een pneumothorax en een spanningspneu?

A

Pneumothorax: lucht in de pleuraholte
- Oorzaken: zonder bekende afwijkingen, anatomie patiënt, chronische longafwijkingen, iatrogeen posttraumatisch
Spanningspneu: ventielwerking. Tamponade achtig beeld ontstaan
- Naald: meteen verlichting klachten. Hoe langer de long ingedeukt hoe minder de kans dat die mooi ontplooit

22
Q

Wat zijn de red flags binnen de B?

A

Red flags: verminderd bewustzijn, cyanose, sat onder 90%, trachia deviatie en distress, asymmetrische thoraxexcursies, ademfrequentie: < 10 en > 29, mensen niet tot 5 kunnen tellen binnen 1 ademhaling.