HC 1.1 Interpretatie van longfunctieonderzoek Flashcards

1
Q

Waar kijk je naar bij een flow-volumecurve?

A

Nut van een longcurve (flow-volumecurve) herkennen van bepaalde patronen (obstructie / restructie) en kijken of de longfunctie goed geblazen. Als je denkt obstructie te zien ga je kijken naar de waarden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Voor welke factoren corrigeren we de waarden geblazen bij een flow-volumecurve?

A

Corrigeren longfunctie voor lengte, leeftijd, geslacht en etniciteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wanneer is een waarde gemeten bij een flow-volumecurve abnormaal?

A

Als de gemeten waarde onder de LLN ligt dan is er sprake van een abnormale waarde. De LLN ligt op een z-score van -1,64. Alles lager dan 5% van het betrouwbaarheidsinterval wordt als abnormaal beschouwd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat gebeurt er als je de 5% waarop iets abnormaal is gaat verhogen of verlagen?

A

Verlagen van de waarde krijg je minder fout positieven maar wel meer fout-negatieven. En het verhogen van deze waarde levert meer fout positieven maar minder fout-negatieven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke patronen kun je herkennen waardoor je kunt zien dat de patient niet goed heeft geblazen?

A

Aantal patronen dat niet goed is uitgevoerd: hoesten, te langzame uitademing (mooie steile piek moet zichtbaar zijn), geen volledige uitademing (zie je aan het einde van de curve).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke longvolumina meten we met spirometrie?

A

Dynamische longvolumina: FEV1, FVC, FEV1/FVC, meten met spirometrie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke longvolumina meten we met de bodybox?

A

Statische longvolumina: TLC, FRC, RV, ERV, meten met bodybox.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is het teugvolume en was is de vitale capaciteit?

A

Teugvolume = rustig in en uit ademen = hoeveelheid lucht die je tijdens 1 normale ademhalingscyclus in of uitademt. VC is het maximale wat je kan uitademen (vitale capaciteit).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke manier van de vitale capaciteit berekenen gebruiken we in Nederland?

A

Bij COPD is FVC betrouwbaarder. In Nederland gebruiken we dus de FVC. Bij obstructie FVC < iVC; als je FEV1/iVC (Tiffeneau index) aantal patiënten ten onrechte niet voor obstructie uitgemaakt; daarom FEV1/FVC (FER).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe bereken je de vitale capaciteit?

A

VC bepalen met FVC of iVC. FVC: eerst volledig inademen daarna maximaal snelle krachtige en verre ademhaling, ook wel EVC genoemd. iVC: eerst maximaal uitademen en daarna maximaal diep inademen, ook wel slow VC genoemd. Bij gezonde patiënten is de iVC gelijk aan de FVC.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe werkt de ademhaling?

A

Inspiratie: PL (intra-alveolaire druk) < PB (Barometerdruk = 760 mmgHg) x V. PL is lager zodat de lucht van buiten naar binnen gaat. De druk is bij inademen negatief waardoor het lucht aanzuigt.
Pip = Pleurale druk altijd negatief tov atmosferische druk (anders klapt de long in)
Expiratie: PL > PB x V. PL is hoger zodat lucht van binnen naar buiten gaat
Op een gegeven moment wordt de airflow minder omdat de totale rekbaarheid dan is bereikt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is transpulmonale (transmurale) druk?

A

Druk over alveoluswand –> Alveolus tot uitzetten brengt (Transmurale druk) = Intra-alveolaire druk (PL ) – Pleurale druk (Pip). Stijgt tijdens inspiratie en daalt tijdens expiratie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Naar welke waarden kijk je bij verdenking op obstructie?

A

Als je obstructie wilt vaststellen kijk je naar de FEV1/FVC. En de mate van obstructie beoordeel je dan door te kijken naar de FEV1 (GOLD criteria bij COPD). Astma is ook een vorm van obstructie maar deze is reversibel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat gebeurt er met de FEV1 en FVC afzonderlijk bij obstructie?

A

FEV1 daalt en FVC blijft hetzelfde bij een obstructie. Daardoor wordt de ratio anders.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zie je als er sprake is van obstructie in de perifere (kleinere) luchtwegen?

A

Afname van onderstaand:
- MEF 75 = snelheid van luchtstroom in l/sec als er nog 75% van de FVC nog moet worden uitgeademd
- MEF 25 = snelheid van luchtstroom in l/sec als er nog 25% van de FVC nog moet worden uitgedademd
- MMEF (MEF 75-25) = maximale mid-expiratoire flow in l/sec = gemiddelde luchtstroom tussen punt MEF 75 en MEF 25

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke soorten obstructie heb je?

A

Uitademing ingedeukt: intrathoracale obstructie (variabel), inademing ingedeukt: extrathoracale obstructie (variabel). Allebei dan = gefixeerd dan kun je niet goed zeggen of het probleem intra- of extrathoracaal ligt. Gefixeerd is ongevoelig voor drukveranderingen tijdens de ademhaling.

16
Q

Hoe werkt extrathoracale obstructie variabel?

A

Bij expiratie druk Ptr extrathoracaal fysiologisch hoger tov Patm –> daardoor bij expiratie geen last van obstructie. Bij inspiratie druk Ptr extrathoracaal fysiologisch lager tov Patm) –> door obstructie op dit niveau –> “blokkade” inspiratoire flow.

17
Q

Hoe werkt intrathoracale obstructie variabel?

A

Fysiologisch tijdens inspiratie Ptr intrathoracaal > Ppl waardoor luchtpijp wordt open getrokken; bij expiratie fysiologisch altijd wat trachea collaps. Bij inspiratie Ptr intrathoracaal > Ppl en dus geen last van obstructie. Bij expiratie Ptr intrathoracaal < Ppl en wel last van obstructie en dus “blokkade”.

18
Q

Wat zijn voorbeelden van oorzaken van een gefixeerde obstructie?

A

Gefixeerde obstructie (intra of extrathoracaal): subglottische stenose (na intubatie), struma, tracheale tumor, tumor voorste mediastinum

19
Q

Wat zijn voorbeelden van oorzaken van een hoge intrathoracale variabele obstructie?

A

Hoge intrathoracale variabele obstructie: centrale endobronchiale tumor, struma (indien intrathoracaal), ernstige trachea malacie

20
Q

Wat zijn voorbeelden van oorzaken van een extrathoracale variabele obstructie?

A

Extrathoracale variabele obstructie: stemband paralyse, KNO tumor

21
Q

Wat zijn voorbeelden van oorzaken van luchtwegobstructie van grote perifere luchtwegen?

A

Luchtwegobstructie van grotere perifere luchtwegen: COPD, sarcoidose, astma met gefixeerde obstructie, bronchopulmonaledysplasie.

22
Q

Wat is compliantie?

A

Stijve long: restrictie lage compliantie: bij fibrose. Slappe long: hoge compliantie: COPD. C = volume delen door druk. Optelsom compliantie long en compliantie borstkas. Hoeveel moeite er nodig is om lucht in en uit de long te krijgen.

23
Q

FEV1/FVC –> afgekort als FER. Waarom blijft de FER normaal bij een restrictie?

A

Omdat beide waarden dalen: FEV1 en FVC dus de ratio blijft hetzelfde.

24
Q

Hoe ontstaat airtrapping bij mensen met bijv. COPD?

A

Hoge compliance op alveolair niveau (door destructive alveoli). Relatief veel lucht komt er de long in bij inspiratie. Door schade aan de luchtwegen (slappe luchtwegen) vallen deze te snel samen bij expiratie. Bij gezonde mensen alleen bij zeer krachtige expiratie → daardoor positieve intrapleurale druk → dynamische luchtwegcompressie. Lucht komt er wel in, maar gaat er moeizamer uit → “airtrapping”. De RV en TLC zijn bij COPD verhoogd.

25
Q

Hoe bepaal je de diffusiecapaciteit?

A

DLCO staat voor diffusiecapaciteit. DLCOc is gecorrigeerd voor het aantal Hb moleculen. Je kunt ook kijken naar de KCO dat is de diffusiecapaciteit gecorrigeerd voor het longvolume en deze kan je ook corrigeren voor het Hb. Diffusiestoornissen zien we bij bijv. emfyseem of longfibrose.

26
Q

Welke provocatietesten zijn er?

A

Provocatietest: Histamine, metacholine, inspanningsastma. Er is een reactie onder de 80%, hoe sneller de reactie hoe heftiger het is en als het laat is dan is het minder heftig. Hebben mensen vlak ervoor gerookt dan kan de provocatietest foutpositief zijn. Hetzelfde geldt voor de diffusiecapaciteit omdat er dan koolstofmonoxide in het lichaam zit.

27
Q

Hoe stel je astma vast?

A

200 ml en 12% verbetering. Dan astma en reversibel.