HC 3.4 Stille icterus Flashcards

1
Q

Wat is van belang bij het opstellen van een differentiaal diagnose?

A

Epidemiologie (patiënt karakteristieken en risicofactoren) en context (voorgeschiedenis en familiegeschiedenis), aanvullend onderzoek (bloedonderzoek en beeldvorming)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn miecellen?

A

De vorming van miecellen is essentieel omdat miecellen galzouten, cholesterol, en fosfolipiden binden. Dit is cruciaal voor:
- Vetvertering en opname: Miecellen helpen bij de opname van vetten en vetoplosbare vitamines (A, D, E, en K) in de darmen. Zonder miecellen zou vet slecht worden geabsorbeerd.
- Bescherming van levercellen: Door galzouten in miecellen te binden, wordt hun toxische effect op lever- en darmcellen verminderd. Een verstoring in de vorming van miecellen kan leiden tot ophoping van toxische galzouten, wat leverziekten kan veroorzaken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn de kenmerken van gal en galzouten?

A

Gal bestaat uit: galzouten (67%), fosfolipiden, cholesterol, bicarbonaat, bilirubine, en de uitscheiding van medicatie. Galzouten ondergaan een enterohepatische cyclus, waarbij 95% van de galzouten wordt teruggeresorbeerd in het terminale ileum en terugkeert naar de lever.
Galzouten zijn toxisch. Verschillende soorten galzouten hebben verschillende toxiciteitsniveaus, waarbij UDCA niet toxisch de volgende galzouten wel CA, CDCA, en DCA. UDCA (ursodeoxycholzuur) is een galzout dat wordt gebruikt als behandeling bij verschillende leverziekten vanwege zijn lagere toxiciteit. Het heeft het vermogen om galzouten te ontgiften.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de DD van cholestase?

A

Je kunt onderscheid maken op basis van:
- Stil vs pijnlijk
- Geconjugeerd ((post-)hepatisch) vs ongeconjugeerd (prehepatisch)
o Meeste ziektebeelden gaan over geconjugeerd. Ongeconjugeerd is door bijv. hemolyse.
- Extrahepatisch (problemen met galuitscheiding) vs intrahepatisch (problemen met galvorming)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is een auto-immuun intrahepatisch probleem dat kan zorgen voor cholestase?

A

Auto-immuunziekten die zorgen voor een intrahepatisch probleem zijn bijvoorbeeld PSC en PBC die tasten de bicarbonaat transporter aan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn voorbeelden van problemen met de galuitscheiding?

A

Galstenen, galwegstricturen, pancreaskopcarcinoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn voorbeelden van problemen met de galvorming?

A

Auto-immuun, medicatie/alcohol, genetisch, virussen. Hierbij zie je niks aan de galwegen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is de DD van stille icterus?

A

Stille icterus komt met name door maligniteiten. Oorzaken van stille icterus kunnen zijn: HCC, cholangiocarcinoom, levermetastasen, lymfadenopathie (hilair), galblaascarcinoom, duodenumcarcinoom, papil van Vater carcinoom, pancreaskopcarcinoom.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat kun je zeggen over de incidentie van maligniteiten die stille icterus veroorzaken?

A

De incidentie van maligniteiten neemt toe met de leeftijd. HCC komt met name voor bij levercirrose.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe ga je te werk bij cholestase?

A

Start met een echo of CT-scan om te kijken of er een obstructie is.
Als er een obstructie is, volgt verdere diagnostiek. Als er geen obstructie is, beoordeel dan of er een hoge verdenking op obstructie blijft bestaan.
Bij een hoge verdenking op obstructie, voer een MRCP (magnetische resonantie cholangiopancreatografie) of EUS (endoscopische echografie) uit voor verdere beeldvorming.
- MRCP heeft een sensitiviteit van 93% en specificiteit van 89%.
- EUS heeft een sensitiviteit van 91% en specificiteit van 86%.
Als er geen obstructie is of de verdenking laag is, doe aanvullend bloedonderzoek naar onderliggende leverziekten, zoals virale of auto-immuun aandoeningen. Bij een onduidelijke uitslag kan een leverbiopt nodig zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Echo-abdomen of CT?

A

Echo abdomen: snel toegankelijk, geen straling nodig. CT-scan: stadiëring maligniteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn de 5 F’s bij galstenen?

A

Female, forty, fat, fertile, fair.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe stel je de diagnose PBC?

A
  1. Verhoogde ALP (alkalische fosfatase) in het bloed: Dit wijst op galwegschade en is een kenmerkende bloedafwijking bij PBC.
  2. Aanwezigheid van antimitochondriale antistoffen (AMA): Deze auto-antistoffen worden bij meer dan 90% van de PBC-patiënten gevonden. Dit is een belangrijke serologische marker voor PBC.
  3. Leverbiopsie (in sommige gevallen): Als de diagnose niet volledig duidelijk is op basis van bloedonderzoek en beeldvorming, kan een leverbiopt helpen om typische kenmerken van PBC zoals galwegontsteking en fibrose aan te tonen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is de behandeling van PBC?

A

Ursodeoxycholzuur (UDCA): Dit is de eerste keus behandeling. UDCA helpt de galstroom te verbeteren en vertraagt de progressie van leverziekte. Het is effectief bij het verlagen van leverenzymen en het verbeteren van de leverfunctie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat past er in de DD bij een gezwollen pancreas op een CT scan?

A

Chronische pancreatitis (maar dan zie je ook verlittekening), auto-immuunhepatisch en pancreascarcinoom.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe behandel je een auto-immuun pancreatitis?

A

Met immunosuppressiva zoals prednison.

17
Q

Wat doe je bij iemand bij verdenking op pancreascarcinoom?

A
  1. Verkrijgen van weefsel uit de pancreaskop: met een endo-echo of percutaan.
  2. Cholestase behandelen: met behulp van een ERCP: stent plaatsing of een PTC met behulp van de interventieradioloog. PTC: gaat via de lever naar het duodenum. De ERCP heeft de voorkeur.
  3. Multidisciplinaire bespreking t.a.v. behandeling
18
Q

Hoe wordt pancreascarcinoom ingedeeld?

A

Gemetastaseerd (50%), locally advanced (30%, mensen met locally advanced hebben waarschijnlijk al micro-metastasen), resectable (10-20%).

19
Q

Welke vaten zijn betrokken rondom de pancreas?

A

De volgende vaten zijn betrokken rondom de pancreas: truncus coeliacus, a./v. hepaticus communis, a. mesenterica superior en de v. porta.

20
Q

Waar hangt de resectabiliteit van een pancreascarcinoom vanaf?

A

Van de vaatbetrokkenheid en op basis van de volgende criteria bepalen ze of het resectabel is of niet:
Resectabel: Alle vier de criteria moeten voldoen, waarbij er geen contact is tussen de tumor en de genoemde bloedvaten:
- AMS (arteria mesenterica superior): Geen contact
- Truncus coeliacus: Geen contact
- Hepatica communis: Geen contact
- VMS/VP (vena mesenterica superior / vena portae): ≤90° contact
Borderline resectabel: Als er maximaal één van de volgende criteria van toepassing is:
- AMS, Truncus coeliacus, of a. Hepatica communis: ≤90° contact
- VMS/VP: 90-270° contact
Locally advanced (lokaal gevorderd): Minstens één van de volgende criteria is noodzakelijk:
- AMS, Truncus coeliacus, of a. Hepatica communis: >90° contact
- VMS/VP: >270° contact

21
Q

Hebben tumormarkers toegevoegde waarde?

A

Ca19.9 bij pancreascarcinoom, AFP gebruik je bij HCC, CEA: bij colon en pancreascarcinoom, gebruiken we niet echt. Tumormarkers worden met name gebruikt om je behandeling te monitoren. ‘

22
Q

Wat is de double duct sign?

A

Double duct sign: ductus pancreaticus en ductus choledochus zijn allebei verwijd.

23
Q

Welke vorm van beeldvorming is belangrijk bij een pancreascarcinoom?

A

CT-scan

24
Q

Wat is de behandeling van een pancreascarcinoom?

A

Alle patiënten krijgen vooraf chemotherapie. Gemetastaseerd palliatieve chemo. Afhankelijk van de respons kan je chirurgie overwegen.

25
Q

Wat is de prognose van locally advanced pancreatic cancer (LAPC)?

A

12 maanden zonder behandeling. Onafhankelijke factoren die de overleving bepalen: leeftijd, pijn bij diagnose, albumine, grootte tumor en de tumormarker (ca 19.9). Door eerst neoadjuvante chemo te geven verdubbelt de mediane overleving van 16 naar 35 maanden. Echter slechts 10-20% krijgt een operatie.

26
Q

Wat is de prognose van een resectabel pancreas carcinoom?

A

Overleving na directe chirurgie: 5-yr 5-10%. Met neoadjuvante chemotherapie: 5-yr overleving verdubbelt 6.5% naar 20.5%. Slechts 1 op 5 primair resectabele patienten leeft nog na 5 jaar!

27
Q

Wat is de prognose van een gemetastaseerd pancreas carcinoom?

A

Palliatieve chemotherapie: Mediane overleving verdubbelt 6.8 naar 11.1 maanden

28
Q

Wat is de behandeling van gastric outlet obstruction?

A

Gastrojejunostomie door chirurg, duodenum stent of endoscopische GJ door MDL-arts. Voorkeur is voor de laatste. Omdat je daarmee de volgende dag als weer kan eten en de stent is maar 1 cm lang. Stent doen we alleen bij een hele korte levensverwachting.