Belangrijkste rijtjes week 1 Flashcards

1
Q

fixed obstructie

A

struma, subglottische stenose (na intubatie), voorste mediastinum tumor, tracheale tumor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

intrathoracale hoge obstructie

A

centrale endobronchiale tumor, struma, ernstige trachea malacie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

extrathoracale obstructie

A

stemband paralyse, KNO tumor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

luchtwegobstructie grote perifere luchtwegen

A

COPD, astma met gefixeerde obstructie, bronchopulmonaledysplasie, sarcoïdose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

linkerhartas

A

linkerventrikelhypertrofie, pacemakerritme, onderwandinfarct, linker anterior hemiblok

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

rechterhartas

A

rechter ventrikeloverbelasting (COPD, LE), rechterventrikelhypertrofie, atriumseptumdefect, ventrikelseptumdefect, CAVE verwisseling draden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

soorten infarct

A

septaal: V1 en V2
inferior: II, III, AVF
lateraal: V5, V6, I en AVL
hoofdstam: AVR
anterior: V3, V4

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

ECG kenmerken LE, COPD, pneumothorax

A

LE:
- rechterasdeviatie
- P-pulmonale
- RBTB
COPD:
- rechterasdeviatie
- Lead I sign
- lagere QRS voltages
- P-pulmonale
Pneumothorax:
- lagere QRS voltages
- rechterasdeviatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Respiratoire acidose + klachten

A

Hypoventilatie, longziekten, spierziekten, opiaat gebruik
Tremor, hoofdpijn, coma

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Respiratoire alkalose + klachten

A

hypoxemie, psychogene hyperventilatie, prikkeling ademcentrum: zwangerschap salicylaten, hersenstamletsel
Tetanie, krampen, duizeligheid, coma

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Metabole acidose + klachten + diagnostiek

A
  • te veel niet-vluchtige zuren (hoge aniongap)
  • niet renaal verlies van bicarbonaat: diarree
  • renaal verlies bicarbonaat of onvoldoende uitscheiding van H+
    Symptomen: hyperventilatie, ritmestoornissen, coma
    Diagnostiek: anion-gap, glucose, lactaat, ketonen
    Behandeling: oorzaak behandelen, ph <7,1 suppletie bicarbonaat, vocht toedienen (KCL)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Metabole alkalose

A
  • veel verlies Cl: braken, thiazide diuretica
  • veel verlies H+: braken, hyperaldosteronisme (verzamelbuis)
  • weinig uitscheiding HCO3: door natriumreabsorptie in de proximale tubulus bij RAAS activatie.
    Diagnostiek: Na en chloor in de urine meten
    Behandeling: volume en chloor suppletie,
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Oorzaken dyspnoe

A

Cardiaal: hartfalen, aritmie, hartinfarct, kleplijden
Pulmonaal: longembolie, longoedeem, pneumonie, pneumothorax, COPD, astma
Metabool: hyperthyreoïdie, anemie, anafylaxie, metabole acidose, CO-vergiftiging
Psychogeen: angststoornise
Trauma

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

4 soorten dyspnoe

A
  • strak gevoel op de borst
  • luchthonger (chemoreceptoren)
  • gevoel van ademarbeid (motorische hersenschors)
  • tachypneu (C-vezels)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Verhoogde D-dimeer

A

Infectie, trombose: LE, myocardinfarct, beroerte, trombolytische therapie, intracardiale trombus, sepsis, zwangerschap, trauma, nierziekte, leverziekte, hemolyse en maligniteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

PERC score

A

1 van deze positief alsnog D-dimeer doen.
- Recent trauma of operatie
- eerdere LE of DVT
- unilaterale verdikking bovenbeen
- leeftijd > 50
- Pols > 100
- Sat < 95%
- hemoptoë
- hormoongebruik

17
Q

Risicogroepen hypercapnische respiratoire insufficiëntie. En waarom is dit belangrijk

A

Deze mensen ademen op hun O2, waardoor ze hun CO2 te veel kunnen laten stijgen en in een hypercapnisch coma kunnen raken. Als je dan te veel zuurstof geeft dan kan het CO2 te hoog worden. Dus eerst bloedgas, voor die tijd streven naar een sat van 88-92.
- Thoraxwandafwijkingen
- Neuromusculaire aandoeningen
- COPD
- Morbide obesitas

18
Q

Permissive hypotension (80 mmHg) toegestaan bij:

A
  • GI-bloedingen
  • ruptuur aneurysma aorta
  • ectopische zwangerschap
  • Thorax, buik, bekken bloedingen
  • traumatische letsel aorta
19
Q

EMV score

A

E: 4: open, 3: op aanspreken, 2: pijnprikkel, 1: niet.
M: 6: opdracht, 5: pijnprikkel lokaliseren, 4: normale flexie, 3: abnormale flexie, 2: pathologisch strekken, 1: niet
V: 5: gesprek, 4: verward, 3: losse woorden, 2: kreunen, 1: niet

20
Q

Oorzaken stridor

A

infectie, allergie, inademen rook, bestraling, nabloeding operatie schildklier, corpus alieneum.

21
Q

Red flags A

A

snurken, stridor, zwelling tong, bewustzijnsverlies, stemverandering

22
Q

Transudaat oorzaken

A

Hartfalen, levercirrose, pancreatitis

23
Q

Exsudaat oorzaken

A

Empyeem, maligniteit, chylothorax, hematothorax, pneumonie, auto-immuun

24
Q

Pneumothorax oorzaken

A

Postuur, iatrogeen, posttraumatisch, geen duidelijke oorzaak, chronische longafwijkingen

25
Q

Red flags B

A

Sat < 90, AF < 10 en > 29, bewustzijnsdaling, cyanose, niet tot 5 kunnen tellen binnen 1 ademhaling, trachea deviatie en distress, asymmetrische ademhaling.

26
Q

Symptomen paracetamolintox

A

na enkele uren mogelijk misselijkheid, braken, sufheid, bloeddrukdaling (soms tubulusnecrose). Na 2-4 dagen, levertoxiciteit.

27
Q

Antidota voor methanol, benzo’s, opiaten, paracetamol

A

acetylcysteïne: paracetamol
benzo’s: flumazenil
methanol: fomepizol
opiaten: naloxon

28
Q

obstructieve shock

A

ruiterembolus, spanningspneu, harttamponade, hematothorax

29
Q

hypovolemische shock

A

bloeding: trauma, GI, inwendige bloeding
vocht/zoutverlies: diarree, heathstroke, brandwonden, braken, transpireren, verlies naar de derde ruimte (vaten zijn lek)

30
Q

distributieve shock

A

anafylaxie, neurogeen/dwarslaesie, sepsis

31
Q

cardiogene shock

A
  • cardiomyopathie: als gevolg van een MI
  • aritmieën: Atriumflutter, atriumfibrilleren, brady-artimieën, ventrikeltachycardie, ventrikelfibrilleren, compleet hartblok.
  • mechanisch: ventrikelseptumdefect, kleplijnen
32
Q

Red flags C

A

bleek, verminderd bewustzijn, SBP < 90, HR > 140, huid marmering, zweten, aritmieën met hypotensie

33
Q

Afwijkende pupillen

A

pinpoint: opiaten, barbituraten, ponsletsel
klein en reactief: metabole encephalopathie, seniele miosis en inklemming
Wijd en reactief: amfetamines, XTC en metabool
Wijd en niet reactief: anticholinergica, oogdruppels, peri-ictaal, hypoxie, hypothermie
Ongelijk, klein en reactief: fysiologisch, horner’s syndroom
Ongelijk, niet reactief, wijd: inklemming, n. III druk door massa

34
Q

Indicatie hoofdtrauma

A
  • neuslekkage: liquor, bloed
  • zwelling, blauwe plekken
  • raccoon eyes
  • fracturen
  • wonden
  • bewustzijnsverlies
  • nekstijfheid