HC 3.6 Flushes Flashcards

1
Q

Wat is flushing en wat zijn de symptomen ervan?

A

Flushing = een endocrien symptoom met een brede differentiaal diagnose.
- Ander woord hiervoor = opvliegers
Symptomen: roodheid, warmtegevoel, zweten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke mediatoren zijn verantwoordelijk voor flushes?

A

Calcitonine, serotonine, VIP (vasoactive intestinal peptide), neurokinine A, histamine, prostaglandine.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de anamnese bij flushing?

A

Omschrijving, huidverschijnselen, uitlokkende factoren, transpiratie, tijdstip van de dag, beloop over de tijd, begeleidende symptomen, medische voorgeschiedenis, medicatie, intoxicaties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke twee groepen zijn er bij flushing?

A
  • Groep A: natte flush, autonome hyperactiviteit van het sympatisch zenuwstelsel: hypogonadisme, koorts, medicatie, feochromocytoom (gezwel van het bijniermerg: waardoor te veel adrenaline en noradrenaline: tachycardie en palpitaties) of paraganglioom (feochromocytoom buiten de bijnieren), insulinoom, neurologisch, psychiatrisch.
    o Deze mensen gaan zweten
    o Post-menopauzale flush valt hier ook onder.
  • Groep B: droge flush, vasodilatoren : medicatie, alcohol, allergie, rosacea, mastocytose (gaat vaak gepaard met jeuk), carcinoid syndroom, medullair schildkliercarcinoom (maken calcitonine), VIPoom (veel VIP geeft diarree en flushing).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe controleer je of de medicatie de oorzaak is?

A

Tijdsrelatie, checken van bekende bijwerkingen (farmacotherapeutisch kompas), overweeg proefstop, nooit uitsluiten!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Bij welke medicamenten kan flushing optreden?

A

Medicatie waarbij flushing kan optreden: calciumkanaalblokkers, ACE-remmers, NSAID’s, nicotine, bèta-blokkers, cafeïne withdrawal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is het stroomschema dat je kan aanhouden bij flushing?

A

Nat of droog (met of zonder zweten)
Nat: duidelijk hypogonadisme, ja dan is dat de waarschijnlijke oorzaak. Nee. Dan moet je een feochromocytoom uitsluiten. Zie je neurologische symptomen dan moet je zoeken naar een neurologische ziekte.
Droog: kijken of er een relatie is met medicatie. Nee dan kijken naar:
1. 5-HIAA en chromogranin A –> NET
2. Catecholamines en metanefrines –> feochromocytoom + tryptase –> mastocytose
3. VIP –> VIPoma + calcitonine –> MTC of verwijs naar de allergoloog.
4. PET-CT scan maken specifiek voor NET

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe stel je de diagnose carcinoid syndroom? Welke hormonen worden er nog meer geproduceerd? Welke klachten krijg je ervan?

A

Tumor die met name serotonine produceert. Je meet het door het afbraakproduct van serotonine te meten: 5-HIAA, in de urine >50 micromol per 24 uur dan diagnose carcinoid hormoon.
- Daarnaast kan de lever ook histamines, prostaglandines, tachykinines en bradykinines produceren.
Symptomen van het carcinoid syndroom zijn: flushes, diarree, bronchospasme en fibrose.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn de kenmerken van het carcinoid syndroom?

A

Het carcinoid syndroom is een neuro-endocriene tumor die we met name zien in de dunne darm meestal met levermetastasen. Het begint meestal in het ileum –> lymfeklieren in het mesenterium –> in de lever. Soms zie je het in de long, zelden in de pancreas.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn typen van endocriene oncologie?

A
  • Hypofysetumoren
  • Schildkliertumoren
  • Bijschildkliertumoren
  • Bijniertumoren
  • Paragangliomen
  • Neuro-endocriene tumoren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe stel je de diagnose NET?

A

Tumor met expressie van markers van neuroendocriene differentiatie:
- Synaptofysine
- Chromogranine A
Deze markers zijn zichtbaar met een CgA kleuring. Meestal zijn neuro-endocriene tumoren beter gedifferentieerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn de kenmerken van NET?

A

Afkomstig vanuit sensibele en secretoire epitheliale cellen van gastro-enteropancreatische of bronchopulmonale origine. Ontstaan met name in de longen, pancreas, darmen en dan met name in het laatste stukje van het ileum. 2% van de darmcellen zijn neuro-endocriene cellen. Hoe meer tumor hoe meer klachten de patiënt heeft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waarom is kennis van NET van belang?

A
  • Delay in diagnose: 24-36 maanden vanaf symptomen, 7-8x gezien door huisarts/specialist.
  • Toenemende incidentie en prevalentie
  • NET is niet goedaardig
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waaruit ontstaat een kleincellig longcarcinoom?

A

Kleincellig longcarcinoom (roken en hele slechte prognose) ontstaat in de neuro-endocriene cellen van de long.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat bepaald de prognose van NET?

A

NET = goed gedifferentieerd (graad 1-3), NEC = slecht gedifferentieerd. Prognose van tumor hangt af van de gradering. Ook TNM speelt hierbij een rol, bij het bepalen van de prognose.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is somatostatine receptor imaging?

A

Somatostatine receptor imaging. PET scan voor NET. Het meerdere deel van de tumoren heeft deze receptor. Is specifiek voor de tumoren. We geven een analoog wat gekoppeld is aan een radio-actief stofje.
- We geven nu Gallium68

17
Q

Voor welke tumoren werkt somatostatine receptor imaging beter?

A

Nieren en de milt kleuren altijd aan op de somatostatine receptor imaging. Laag gradige tumoren van NET zie je niet goed op de FDG pet, hele aggressieve NET kleuren dan weer niet aan op de PET-scan met de somatostatine receptor maar hebben wel veel suiker uptake.

18
Q

Wat is het verschil tussen functionele en niet functionele NET?

A

Patiënten met een hormonaal syndroom hebben een slechtere kwaliteit van leven (slechter dan mensen met een normale vorm van kanker) en kortere levensverwachting.

19
Q

Wat zijn de verschillende NET syndromen?

A

Meest voorkomend is insulinoom en vroeger kwam gastrine veel voor.

20
Q

Wat zijn de kenmerken van carcinoid hartziekte?

A

Serotonine gaat naar het hart en geeft verlittekening van de hartkleppen (rechts), geeft regurgitatie.
Kenmerken
- Tricuspidalisklep regurgitatie
- Pulmonalisklep stenose en regurgitatie
Bij patienten met carcinoid hartziekte zie je een hoge CVD en oedeem.

21
Q

Wat is de flush pathogenese bij carcinoid syndroom?

A

Perifere vasodilatatie. Triggers: voedsel (pittig, kazen), alcohol, stress
Mediatoren:
- Tachykinines
- Substance P
- Kallikrein
- Neurotensin
- Histamine
- Prostaglandines
- Serotonine?
Bij deze patiënten krijg je door het geven van vasopressie vasodilatatie. Je stimuleert de NET.

22
Q

Waar hangt de behandeling van NET vanaf?

A
  • Graad
  • Mate van tumorgroei
  • Locatie
  • Symptomen
  • Hormonaal syndroom
  • Conditie
  • Comorbiditeit
  • Vorige therapie
  • Voorkeur patient
  • Voorkeur dokter
  • Kosten
    Met name of iemand ook last heeft van het hormonaal syndroom speelt een belangrijke rol bij de behandeling.
23
Q

Wat zijn somatostatine analogen?

A

Somatostatine drug development: als je dit geeft dan kun je de flushes en diarree verminderen.
Lanreotide en octreotide: lange halfwaarde tijd (halve dag), binden met name aan de type 2 receptor (je hebt er 5). Het medicijn heeft als doel de afgifte van hormonen te remmen.

24
Q

Wat is peptide receptor radionuclide therapie?

A

Stofje met veel bèta-straling bestraalt de tumor van binnenuit. Geeft een afname van 5-HIAA en klachten (flushing en diarree). Radioactief gelabelde somatostatine analogen 177Lutetium-DOTA-octreotaat.

25
Q

Wat is een carcinoid crisis?

A
  • Haemodynamische instabiliteit bij carcinoid syndroom, niet veroorzaakt door andere factoren
    o Distributieve shock: minder perifere weerstand, normale hartfunctie met hypovolemie
    o Associatie met serotonine/5HIAA niveaus
  • Ernstige flushing
  • Hyperthermie
  • Bronchospasme
    acute verergering van de klachten, door spontane release hormonen.