Norsk Ordliste 8-2 Flashcards
beslag
röre
rot
rätten
zout
salt (n)
waar
sant
saus
saus
laat
sen/sein
zesde
sjette
lepel
skje
school
skole
soort
slags
zodat
slik at
smaken, proeven
smake
glimlachen
smile
vriendelijk
snill
die,dat
som
als
som
inslapen, in slaap vallen
sovne
trakteren
spandere pä
verdunnen
spe
arm
stakkars
arme ik
stakkars meg
bakken, braden
steke
(het) bakken
steking(en)
in de rij gaan staan
stille seg i kö
hongerig
sulten
soep
suppe
zuurkool
surkäl
varkenskarbonade
svinekotelett
ziek
syk
jam
syltetöy (n)
zevende
sjuende,syvende
zoet, lief
söt
terras
terrasse
theelepel
teskje
boom
tre (n)
derde
tredje
rollen
trille
onbekend
ukjent
buiten
ute
knap, mooi
vakker
vanillesaus
vaniljesaus
duren
vare
naast
ved siden av
fraai,schoon
ven
tas
veske
kloppen, klutsen
vispe
overtuigd zijn van
vaere overbevist om
honger hebben
vaere sulten
wakker worden, ontwaken
väkne
ogenblik
öyeblikk (n)