Norsk Ordliste 15-2 Flashcards
1
Q
Gebeuren
A
Hende
2
Q
Hermetisch, uit blik
A
Hermetisk
3
Q
Heersen (over)
A
Herske (over)
4
Q
Geschiedenis, verhaal
A
Historie
5
Q
Hart
A
Hjerte (n)
6
Q
Elkaar
A
Hverandre
7
Q
Hoogtevrees
A
Höydeskrekk
8
Q
Hooggebergte
A
Höyfjell (n)
9
Q
Imponeren
A
Imponere
10
Q
Spoorwegroute, -traject
A
Jernbanerute
11
Q
Koopman
A
Kjöpmann
12
Q
Helder
A
Klar
13
Q
Knippen
A
Klippe
14
Q
Langs komen
A
Komme innom (kom, kommet)
15
Q
Cognac
A
Konjakk
16
Q
Contact
A
Kontakt
17
Q
(culturele) bezienswaardigheid
A
Kulturminne (n)
18
Q
Zich legitimeren
A
Legitimere seg
19
Q
Levendig
A
Livlig
20
Q
Los
A
Lös
21
Q
Lid
A
Medlem (n)
22
Q
Lidmaatschapskaart
A
Medlemskort (n)
23
Q
Terwijl
A
Mens
24
Q
Vreemd, raar
A
Merkelig
25
Naar, tegen
Mot
26
Mogelijkheid
Mulighet
27
Genoeg
Nok
28
Mooi, prachtig
Nydelig
29
Omgeving
Omgivelser
30
Beleven, meemaken
Oppleve
31
Adder
Orm
32
Boven de zeespiegel
Over havet
33
Pil
Pille
34
Plannen
Planlegge (-la, - lagt)
35
Plant
Plante
36
Prachtig
Praktfull
37
Prinses
Prinsesse
38
Probleem
Problem (n)
39
Portemonnee
Pung
40
Punt
Punkt (n)
41
Razernij, woede
Raseri (n)
42
Rekenen
Regne
43
Repareren
Reparere
