Norsk Ordliste 29-2 Flashcards
tevreden zijn, zich vergenoegen
nöye seg
opvatten
oppfatte
vervulling
oppfyllelse
wijzen
peke
persoonlijkheid
personlighet
plegen, verplegen
pleie
verbeteren, corrigeren
rette
romance
romanse
wortel
rot (mv.: rötter)
samenhang, verband
sammenheng
tegelijkertijd
samtidig
waar, waarheidsgetrouw
sannferdig
zak
sekk
chef
sjef
komen van, dateren van
skrive seg fra (skrev, skrevet)
versperren
sperre
spijker
spiker
stilistisch
stilistisk
stelling, positie; post, betrekking
stilling
zwakheid
svakhet
zweet
svette
visie; gezichtsvermogen; aanblik
syn (n)
eigenaardigheid
saerpreg (n)
rekening houden met, in aanmerking nemen
ta hensyn til
kabelbaan
taubane
top, spits, piek
topp
trek, trekje
trekk (n)
druk
trykk (n)
tong
tunge
tering
taering
onherroepelijk
ugjenkallelig
wonderlijk, merkwaardig
underlig
onderstrepen
understreke
tentoonstellen, uitstallen
utstille
uitdrukking, term, gezegde
uttrykk (n)
ontwikkeling
utvikling
werk
verk (n)
winst, voordeel
vinning
werken
virke
eeuwwisseling
ärhundreskifte (n)