Norsk Ordliste 7-1 Flashcards
1
Q
alles
A
alt
2
Q
krant
A
avis
3
Q
bakkerswinkel
A
bakerbutikk
4
Q
bakkerij
A
bakeri (n)
5
Q
beginnen
A
begynne
6
Q
worden, blijven
A
bli (ble, blitt)
7
Q
bloemkool
A
blomkäl
8
Q
blouse
A
bluse
9
Q
blauw
A
blä
10
Q
boekhandel
A
bokhandel
11
Q
brandewijn, sterke drank
A
brennevin
12
Q
framboos
A
bringebaer (n)
13
Q
boon
A
bönne
14
Q
dan
A
da
15
Q
kruidenierswinkel
A
dagligvareforretning
16
Q
deel, gedeelte
A
del
17
Q
delen
A
dele
18
Q
verdelen
A
dele pä
19
Q
het hangt ervan af
A
det spörs
20
Q
gaan, trekken
A
dra (dro, dratt)
21
Q
mantelpak
A
drakt
22
Q
pak, kostuum
A
dress
23
Q
drinken
A
drikke (drakk, drukket)
24
Q
druif
A
drue
25
hemeltjelief!
du store min!
26
ei
egg (n)
27
of
eller
28
een aantal
en del.....
29
een
en
30
of ..... of
enten ..... eller
31
kleur
farge
32
vers
fersk
33
perzik
fersken
34
vinden
finne (fant, funnet)
35
vis
fisk
36
vishandel
fiskeforretning
37
verschillend
forskjellig
38
vertellen
fortelle (fortalte, fortalt)
39
vrucht, fruit
frukt
40
fruithandel
fruktforretning
41
eerst
först
42
krijgen, mogen
fä (fikk, fätt)
43
goudse kaas
gauda
44
geven
gi (ga(v), gitt)
45
gelden
gjelde (gjaldt, gjeldt)
46
doen
gjöre (gjorde, gjort)
47
groente, groenten
grönnsaker
48
groenteboer
grönnsakhandler
49
grapefruit
grapefrukt
50
genoeg zijn, het doen met
greie seg med
51
grijs
grä
52
gaan, lopen
gä (gikk, gätt)
53
volle melk
helmelk
54
herenmodezaak
herreekvipering
55
hierheen
hit
56
helpen
hjelpe (hjalp, hjulpet)
57
huisvrouw
husmor
58
wat voor soort?
hva slags?
59
welke?
hvilken?
60
als, indien
hvis
