Norsk Ordliste 14-2 Flashcards
1
Q
overbrengen, overbrengen
A
overföre
2
Q
overtocht
A
overfart
3
Q
bij voorbaat
A
pä forhänd
4
Q
bijgekomen
A
pälöpne
5
Q
stuur
A
ratt (n)
6
Q
referentie
A
referanse
7
Q
halen (trein, bus)
A
rekke (rakk, rukket)
8
Q
rente
A
rente
9
Q
richtingaanwijzer
A
retningsviser
10
Q
retourneren
A
returnere
11
Q
(rente)voet
A
sats
12
Q
nakijken
A
se over
13
Q
sigaar
A
sigar
14
Q
sein, signaal
A
signal (n)
15
Q
eenvoudigweg, gewoon
A
simpelthen
16
Q
controle, cheque
A
sjekk
17
Q
smeren, doorsmeren
A
smöre (smurte, smurt)
18
Q
smeer, doorsmeren
A
smöring
19
Q
spaarrekening
A
sparekonto
20
Q
starten
A
starte
21
Q
storm
A
storm
22
Q
studielening
A
studielän (n)
23
Q
studietijd
A
studietid
24
Q
bumper
A
stötfanger
25
fietsenstalling
sykkelskur (n)
26
aanvraag, sollicitatie
söknad
27
tante
tante
28
slepen
taue
29
telefoonnummer
telefonnummer (n)
30
ontsteking
tenning
31
toeslag, bijslag
tillegg (n)
32
toeschrijven, bijschrijven
tillegge (-la, -lagt)
33
toesturen, toezenden
tilsende
34
vervoer, transport
transport
35
vervoermiddel
transportmiddel (n)
36
traag
treg
37
metro
tunnelbane
38
ondertekenen
underskrive (-skrev, -skrevet)
39
uitbetaling
utbetaling
40
bijgevoegd
vedlagt
41
wegenwacht
veitjeneste
42
wees zo vriendelijk
vennligst
43
garage
verksted (n)
44
verder
videre
45
ruitewisser
vindusvisker
46
vleugel
ving
47
groeien
vokse
48
jaarwisseling
ärsskifte (n)
49
vernietigen, verwoesten
ödelegge (-la, -lagt)
