Norsk Ordliste 14-2 Flashcards
overbrengen, overbrengen
overföre
overtocht
overfart
bij voorbaat
pä forhänd
bijgekomen
pälöpne
stuur
ratt (n)
referentie
referanse
halen (trein, bus)
rekke (rakk, rukket)
rente
rente
richtingaanwijzer
retningsviser
retourneren
returnere
(rente)voet
sats
nakijken
se over
sigaar
sigar
sein, signaal
signal (n)
eenvoudigweg, gewoon
simpelthen
controle, cheque
sjekk
smeren, doorsmeren
smöre (smurte, smurt)
smeer, doorsmeren
smöring
spaarrekening
sparekonto
starten
starte
storm
storm
studielening
studielän (n)
studietijd
studietid
bumper
stötfanger
fietsenstalling
sykkelskur (n)
aanvraag, sollicitatie
söknad
tante
tante
slepen
taue
telefoonnummer
telefonnummer (n)
ontsteking
tenning
toeslag, bijslag
tillegg (n)
toeschrijven, bijschrijven
tillegge (-la, -lagt)
toesturen, toezenden
tilsende
vervoer, transport
transport
vervoermiddel
transportmiddel (n)
traag
treg
metro
tunnelbane
ondertekenen
underskrive (-skrev, -skrevet)
uitbetaling
utbetaling
bijgevoegd
vedlagt
wegenwacht
veitjeneste
wees zo vriendelijk
vennligst
garage
verksted (n)
verder
videre
ruitewisser
vindusvisker
vleugel
ving
groeien
vokse
jaarwisseling
ärsskifte (n)
vernietigen, verwoesten
ödelegge (-la, -lagt)