Norsk Ordliste 31-2 Flashcards
1
Q
machinekamer
A
maskinrom (n)
2
Q
plezier, pret, lol
A
moro
3
Q
tegengesteld
A
motsatt
4
Q
meting
A
mäling
5
Q
Noordpool
A
Nordpol
6
Q
nieuwsgierigheid
A
nysgjerrighet
7
Q
omkomen
A
omkomme
8
Q
redden
A
redde
9
Q
reddingsvliegtuig
A
redningsfly (n)
10
Q
reddingsvest
A
redningsvest
11
Q
reling
A
reling
12
Q
boos, kwaad
A
sint
13
Q
zeeziekte
A
sjösyke
14
Q
tablet tegen zeeziekte
A
sjösyketablett
15
Q
huid, vel; leer; schijn, schijnsel
A
skinn (n)
16
Q
schieten
A
skyte (skjöt, skutt)
17
Q
stabiel
A
stabil
18
Q
stuurboord
A
styrbord
19
Q
stuurman
A
styrmann
20
Q
Zuidpool
A
Sydpol
21
Q
zogenaamd
A
säkalt
22
Q
doorbrengen
A
tilbringe (-brakte, -brakt)
23
Q
belastingvrij
A
tollfri
24
Q
onsterfelijk
A
udödelig
25
onrustig
urolig
26
uitputting
utmattelse
27
onweer
uvaer (n)
28
wetenschappelijk
vitenskapelig
29
in staat zijn
vaere i stand
30
bang zijn, bezorgd zijn
vaere redd
31
zeker zijn van, zeker weten
vaere sikker pä
32
niet gauw zeeziek zijn
vaere sjösterk
33
de weersvooruitzichten
vaerutsiktene
