Norsk Ordliste 33-2 Flashcards
1
Q
makkelijk …..
A
ha lett for ä …..
2
Q
te maken hebben met
A
ha ä gjöre med
3
Q
roekeloos, onverbiddelijk, ongevoelig
A
hensynslös
4
Q
hemelrijk
A
himmelrike
5
Q
huid
A
hud
6
Q
honderden
A
hundrevis
7
Q
sport
A
idrett
8
Q
echter
A
imidlertid
9
Q
aangaan
A
inngä (-gikk,-gätt)
10
Q
inzicht
A
innsikt
11
Q
in plaats van
A
i stedet for
12
Q
maagd
A
jomfru
13
Q
koninkrijk
A
kongedömme (n)
14
Q
koningshuis
A
kongehus (n)
15
Q
kroonprins
A
kronprins
16
Q
vrouwelijk
A
kvinnelig
17
Q
nationale rouw
A
landesorg
18
Q
langdurig
A
langvarig
19
Q
lijk
A
lik (n)
20
Q
lijn, linie, regel
A
linje
21
Q
levensstijl
A
livsstil
22
Q
lerares, onderwijzeres
A
laererinne
23
Q
weergaloos, ongeëvenaard
A
makelös
24
Q
meewerken
A
medvirke
25
minderheid
mindretall (n)
26
misgunnen
misunne
27
natie
nasjon
28
oliecrisis
oljekrise
29
opvoeding
oppdragelse
30
oplossing, opheffing
opplösning
31
opzeggen
oppsi (-sa,-sagt)
32
in 't geheel, helemaal, überhaupt
overhodet
33
overschot, energie
overskudd (n)
34
politicus
politiker
35
progressief
progressiv
36
toen, in die tijd
pä den tida
37
rekening houden met
regne med
38
rij, reeks
rekke
39
stromen, vloeien
renne (rant, rent)
40
rennen
renne (-te,-t)
