Norsk Ordliste 8-1 Flashcards
nooit
aldri
allemaal
alle sammen
alles
alt
achterkant
bakside
slecht, alleen
bare
beginnen`
begynne
opa, grootvader
bestefar
weg
borte
het gerecht van de dag
dagens rett
deciliter
desiliter
dessert, toetje
dessert
bovendien
dessuten
er was eens
det var en gang
lui
doven
verdrinken
drukne
ene
ene
eens
en gang
eenvoudig, sober
enkel
appelboom
epletre (n)
feitelijk, eigenlijk
faktisk
vast, hecht
fast
fee
fe
vijfde
femte
visbal
fiskebolle
vierde
fjerde
ver
fjern
te
for
onlangs
forleden
verdwijnen
forsvinne (forsvant, forsvunnet)
op het ogenblik
for öyeblikket
te pakken krijgen
fä takk i (fikk, fätt)
oud
gammel
keer, maal
gang
door
gjennom
glad
glatt
groentesoep
grönnsakssuppe
helft
halvpart
hé daar!
hei, da!
hangen
henge (hang, hengt)
wiel
hjul (n)
springen
hoppe
tarwemeel
hvetemel (n)
hoog, luid
höy
hand
händ
idee
idé
weer
igjen
meisje
jente
cafetaria
kafetaria
eten bij de koffie, koffietafel
kaffemat
bioscoop
kino
kerk
kirke
lief
kjaer
slagroom
krem, kremflöte
rij
kö
laat me eens kijken
la meg se
maken
lage (laget/lagde, laget/lagd)
eten koken
lage mat
lang
lang
briefje
lapp
lang
lenge
frisdrank
leskedrikk
weinig
lite
een beetje
litt
zich afvragen
lure pä
(het) eten koken
matlaging(en)
menu
meny
bronwater
mineralvann
rijp
moden
(vroege) ochtend
morgen
nee, maar
neimen
om, omheen, rondom
omkring
s’ morgens vroeg
om morgenen
recept
oppskrift
overtuigen
overbevise
pan
panne
pannenkoek
pannenkake
plukke
plukke
plotseling
plutselig
proberen, passen
pröve
stoppen, steken
putte
stoppen in, steken in
putte ned i
gerecht
rett
roepen
rope
rollen
rulle
oprollen
rulle sammen
zure room
römme