Norsk Ordliste 38-1 Flashcards
recensie
anmeldelse
werkdag
arbeidsdag
begrip, besef, idee
begrep (n)
bijrol
birolle
bijten, happen
bite (bet, bitt)
brandweerman
brannmann
ruw, bruut
brutal
depressie
depresjon
gedeprimeerd
deprimert
pop
dokke/dukke
opduiken
dukke opp
poppenhuis
dukkehus (n)
prikkelen, tarten
egge
zo af en toe
en gang iblant
boeiend
engasjerende
engel
engel
angstig, bevreesd
engstelig
verfilming
filmaterisering
meerderheid
flertall (n)
afwezigheid
fravaer (n)
leger des heils
frelsesarmé
frisheid
friskhet
lokken, verleiden
friste
gevoelsdiepte
fölelsesdypde
blaffen
gjö
gouden, verguld
gyllen
energiek
handlekraftig
beweren; handhaven
hevde
vondeling
hittebarn (n)
hoofdrol
hovedrolle
huiselijk
huslig
sst!
hysj!
identificeren
identifisere
zozo
jasä
klein meisje
jentunge
kameraad
kamerat
capaciteit; expert
kapasitet
karamel
karamell
klier
kjertel
conferentie
konferanse
kantoorchef
kontorsjef
creëren
kreere
slechts, maar
kun
koepel
kuppel
langdradig
langtekkelig
vrachtwagen
lastebil
mild, zacht
mild
moraal
moral
motor
motorsykkel
negatief
negativ
opruiming
opprydning