Norsk Ordliste 23-1 Flashcards
laan
allé
vermoeden
ane
inspannend
anstrengende
arbeider
arbeider
daardoor
av den grunn
bad(kamer)
bad (n)
badkuip
badekar (n)
beige
beige
bank, aanrecht
benk
kwijtraken
bli kvitt (ble, blitt)
boekenplank, boekenkast
bokhylle
woning
bolig
op kamers wonen
bo pä hybel
verder op
bort
branden
brenne (brant, brent)
brullen
bröle
bungalow
bungalow
discussieren, bespreken
diskutere
tweepersoonsbed
dobbeltseng
dromen
drömme
dekbed
dyne
diep
dyp
vervangen
erstatte
vet
fet
paars
fiolett
verwijderen
fjerne
tegel; splinter, spaander
flis
betegelen
fliselegge (-la, -lagt)
vliegen
fly (flöy, flöyet)
genoegen
fornöyelse
vernieuwen
fornye
wanhopig, vertwijfeld
fortvilet
vredig, vreedzaam
fredelig
kraaien
gale (gol/galte, galt)
bejaardenhuis
gamlehjem (n)
gordijn
gardin
landgoed
gods (n)
grof
grov
huilen
gräte
weer gaan; hier: terugkomen
gä igjen (gikk, gätt)
behoefte hebben aan
ha behov for
gelukkig
heldig
weekend
helg
kamer
hybel
gillen, loeien
hyle
invloed
innflytelse
inrichten
innrede
binnenhuisarchitect
interiörarkitekt
kanaal
kanal
catalogus
katalog
aanrecht
kjökkenbenk
koelkast
kjöleskap (n)