Norsk Ordliste 23-1 Flashcards
1
Q
laan
A
allé
2
Q
vermoeden
A
ane
3
Q
inspannend
A
anstrengende
4
Q
arbeider
A
arbeider
5
Q
daardoor
A
av den grunn
6
Q
bad(kamer)
A
bad (n)
7
Q
badkuip
A
badekar (n)
8
Q
beige
A
beige
9
Q
bank, aanrecht
A
benk
10
Q
kwijtraken
A
bli kvitt (ble, blitt)
11
Q
boekenplank, boekenkast
A
bokhylle
12
Q
woning
A
bolig
13
Q
op kamers wonen
A
bo pä hybel
14
Q
verder op
A
bort
15
Q
branden
A
brenne (brant, brent)
16
Q
brullen
A
bröle
17
Q
bungalow
A
bungalow
18
Q
discussieren, bespreken
A
diskutere
19
Q
tweepersoonsbed
A
dobbeltseng
20
Q
dromen
A
drömme
21
Q
dekbed
A
dyne
22
Q
diep
A
dyp
23
Q
vervangen
A
erstatte
24
Q
vet
A
fet
25
paars
fiolett
26
verwijderen
fjerne
27
tegel; splinter, spaander
flis
28
betegelen
fliselegge (-la, -lagt)
29
vliegen
fly (flöy, flöyet)
30
genoegen
fornöyelse
31
vernieuwen
fornye
32
wanhopig, vertwijfeld
fortvilet
33
vredig, vreedzaam
fredelig
34
kraaien
gale (gol/galte, galt)
35
bejaardenhuis
gamlehjem (n)
36
gordijn
gardin
37
landgoed
gods (n)
38
grof
grov
39
huilen
gräte
40
weer gaan; hier: terugkomen
gä igjen (gikk, gätt)
41
behoefte hebben aan
ha behov for
42
gelukkig
heldig
43
weekend
helg
44
kamer
hybel
45
gillen, loeien
hyle
46
invloed
innflytelse
47
inrichten
innrede
48
binnenhuisarchitect
interiörarkitekt
49
kanaal
kanal
50
catalogus
katalog
51
aanrecht
kjökkenbenk
52
koelkast
kjöleskap (n)