Norsk Ordliste 4-2 Flashcards
1
Q
mijn, m’n
A
min, mitt, mine
2
Q
(zich) vermaken
A
more (seg)
3
Q
nieuw
A
ny
4
Q
de nabijheid
A
naerheten
5
Q
enz.
A
og sä videre
6
Q
ons
A
oss
7
Q
(open) haard
A
peis
8
Q
kamer met open haard
A
peisestue
9
Q
plaats, ruimte
A
plass
10
Q
(op)bellen
A
ringe
11
Q
kamer
A
rom (n)
12
Q
waarheid
A
sannhet
13
Q
zich
A
seg
14
Q
bed
A
seng
15
Q
central
A
sentral(t)
16
Q
zetten
A
sette
17
Q
gaan zitten
A
sette seg
18
Q
o ja? echt waar?
A
sier du det?
19
Q
(zich) verschaffen, aanschaffen
A
skaffe (seg)
20
Q
schip
A
skip (n)
21
Q
slaapkamer
A
soverom (n)
22
Q
eetkamer
A
spisestue
23
Q
kloppen, stemmen
A
stemme
24
Q
stoel
A
stol
25
(woon)kamer
stue
26
vinden, van mening zijn
synes
27
vooral
saerlig
28
zoon
sönn
29
zo
sä
30
telefoongesprek
telefonsamtale
31
tent
telt (n)
32
denken aan
tenke pä
33
denken, nadenken
tenke
34
naar, voor, van
til
35
geloven in
tro pä
36
buitenkant, buitenwijk
utkant
37
(zich) wassen
vaske (seg)
38
zeer, erg
veldig
39
tonen, laten zien, wijzen
vise
40
zeker
viss(t)
41
kamer
vaerelse (n)
42
ons, onze
vär, värt, väre
43
wensen
önske
44
graag willen hebben
önske seg