Norsk Ordliste 16-3 Flashcards
Rand
Rand
Raar, wonderlijk
Rar
Zuiver, schoon
Ren/rein
Regenjas
Regnfrakk
Reisgarnituur
Reisesyskrin (n)
Ring
Ring
Schaar
Saks
(uit)verkoop
Salg (n)
Overleg, beraad
Samräd (n)
Schaap
Sau
Selectief
Selektiv
Verkoper
Selger
Feest
Selskap (n)
Feestjurk
Selskapskjole
Zelfs al
Selv om
Centrale
Sentral
Veiligheidsspeld
Sikkerhetsnäl
Ski
Ski
Das, sjaal
Skjerf (n)
Overhemd
Skjorte
Rok
Skjört (n)
Schoolboek
Skolebok
Schrijffout
Skrivefeil
Stropdas
Slips (n)
Slijten, verslijten
Slite
Soldaat
Soldat
Zonnig
Solrik
Zomervakantie
Sommerferie
Meestal
Som oftest
Baby
Spedbarn (n)
Padvindersclubhuis
Speiderlokal (n)
Spits, hatelijk, stekelig
Spydig
Hatelijkheid
Spydighet
Voorspellen
Spä
Steeds, voortdurend
Stadig
Stand
Stand
Stang
Stang
Trots (op)
Stolt (av)
Grotendeels, over het algemeen
Stort sett
Elastiek
Strikk
Breien
Strikke
Vlot
Strykende
Kous
Strömpe
Schoondochter
Svigerdatter
Naainaald
Synäl
Naaidoos
Syskrin (n)
Zilver
Sölv (n)
Tand
Tann
Zich voorstellen
Tenke seg
Tiener
Tenäring