Norsk Ordliste 16-3 Flashcards
1
Q
Rand
A
Rand
2
Q
Raar, wonderlijk
A
Rar
3
Q
Zuiver, schoon
A
Ren/rein
4
Q
Regenjas
A
Regnfrakk
5
Q
Reisgarnituur
A
Reisesyskrin (n)
6
Q
Ring
A
Ring
7
Q
Schaar
A
Saks
8
Q
(uit)verkoop
A
Salg (n)
9
Q
Overleg, beraad
A
Samräd (n)
10
Q
Schaap
A
Sau
11
Q
Selectief
A
Selektiv
12
Q
Verkoper
A
Selger
13
Q
Feest
A
Selskap (n)
14
Q
Feestjurk
A
Selskapskjole
15
Q
Zelfs al
A
Selv om
16
Q
Centrale
A
Sentral
17
Q
Veiligheidsspeld
A
Sikkerhetsnäl
18
Q
Ski
A
Ski
19
Q
Das, sjaal
A
Skjerf (n)
20
Q
Overhemd
A
Skjorte
21
Q
Rok
A
Skjört (n)
22
Q
Schoolboek
A
Skolebok
23
Q
Schrijffout
A
Skrivefeil
24
Q
Stropdas
A
Slips (n)
25
Slijten, verslijten
Slite
26
Soldaat
Soldat
27
Zonnig
Solrik
28
Zomervakantie
Sommerferie
29
Meestal
Som oftest
30
Baby
Spedbarn (n)
31
Padvindersclubhuis
Speiderlokal (n)
32
Spits, hatelijk, stekelig
Spydig
33
Hatelijkheid
Spydighet
34
Voorspellen
Spä
35
Steeds, voortdurend
Stadig
36
Stand
Stand
37
Stang
Stang
38
Trots (op)
Stolt (av)
39
Grotendeels, over het algemeen
Stort sett
40
Elastiek
Strikk
41
Breien
Strikke
42
Vlot
Strykende
43
Kous
Strömpe
44
Schoondochter
Svigerdatter
45
Naainaald
Synäl
46
Naaidoos
Syskrin (n)
47
Zilver
Sölv (n)
48
Tand
Tann
49
Zich voorstellen
Tenke seg
50
Tiener
Tenäring
