Norsk Ordliste 17-1 Flashcards
om de …..
annenhver …..
apparaat
apparat (n)
automaat
automat
het spijt me
beklager
aangrijpen, pakken
beta (betok, betatt)
bewijs
bevis (n)
bloemenvaas
blomstervase
(slag)boom
bom
lawaai, herrie
bräk (n)
lawaaiig
bräket
kampvuur
bäl (n)
caravan
campingvogn
dekken
dekke
luieren
dovne seg
nuchter
edru
z’n draai vinden
finne seg til rette
volk, mensen
folk (n)
verbod
forbud (n)
verleidende
forförende
beheksen, betoveren
fortrolle
vooruit
fram/frem
er, ter plaatse
framme/fremme
Frans
fransk
allereerst, vooral
först og fremst
grammaticaal
grammatikalsk
sparreboom
grantre (n)
reden
grunn
griezelverhaal
grösserhistorie
geel
gul
gebeurtenis
hulder
alledaags
hverdagslig
het gezellig hebben, zich vermaken
hygge seg
luisteren (naar)
höre (pä)
luidruchtig
höyröstet
naar binnen
inn
binnen
inne
kruidenierswinkel
kolonialhandel
kraan
kran
eisen, vereisen
kreve
detectiveverhaal
kriminalhistorie
net zo
likesä
wet
lov
geluid
lyd
licht
lys
licht
lys (n)
geleerd
leard
macht
makt
midzomer
midtsommer
minstens
minst
muziek
musikk
mystiek
mystisk
omlaag, neer, naar beneden
ned
beneden
nede
namelijk
nemlig
omhoog, naar boven
opp
boven
oppe
(propaan)gastoestel
propanapparat (n)
worst
pölse
raar, wonderlijk
rar