Norsk Ordliste 18-2 Flashcards
doel
mäl (n)
meubel
möbel (n)
nauwelijks
neppe
tegenwoordig
nä til dags
verplicht
obligatorisk
of
om
indien nodig
om nödvendig
oorspronkelijk
opprinnelig
ompraten, overhalen
overtale
papier
papir (n)
passen, schikken
passe
persoonlijk
personlig
plan
plan
praktisch
praktisk
prijslijst
prisliste
psychologisch
psykologisk
verwant
pärörende
record
rekord
respect
respekt
Romeins
Romersk
roepen
rope
wapenen, roesten
ruste
heersen
rä(de) (rädde, rädd)
verbinding, verbond
samband (n)
gezelschap, feest
selskap (n)
opzetten, uitwerken
sete op (satte, satt)
situatie
situasjon
schande, schaamte
skam
netjes, fatsoenlijk
skikkelig
skitocht
skitur
hoewel
skjönt
schuw, verlegen
sky
zodat
slik at
stoppen, ophouden, eindigen
slutte
zwart
sort
Spaans
spansk
spelen, morsen
spille
koppig
sta
stil
stille
stevig, vast
stö
begeven, in de steek laten
svikte
systeem
system (n)
zoeken, verzoeken, solliciteren
söke
zorgen voor
sörge for
zo(veel)
säpass
tabel
tabell
theater, schouwburg
teater (n)
theaterstuk
teaterstykke (n)
geval
tilfelle (n)
de bergen in
til fjells
ofschoon, hoewel
til tross for at
getrainde(n)
trente
trouw
tro
ontrouw
utro
slecht weer, noodweer
uvaer (n)
goed, wel, toch
vel
wenden, keren, (om)draaien
vende
wind
vind
blijken
vise seg
beoordelen, waarderen
vurdere
zich bewust zijn van
vaere klar over (var, vaert)
weerbericht
vaermelding