Norsk Ordliste 35-2 Flashcards
1
Q
nachtmerrie
A
mareritt (n)
2
Q
wiskundig
A
matematisk
3
Q
nachtrust
A
nattesövn
4
Q
onder
A
nedenfor
5
Q
zenuw
A
nerve
6
Q
nieuwsgierig
A
nysgjerrig
7
Q
sober
A
nöysom
8
Q
gedragen
A
oppföre
9
Q
van streek
A
oppskaket
10
Q
opknappen
A
oppusse
11
Q
afwegen
A
oppveie
12
Q
overgave
A
overgivelse
13
Q
overwegen
A
overveie
14
Q
partij
A
part
15
Q
plastic
A
plast
16
Q
plegen
A
pleie
17
Q
aangifte bij de politie
A
politianklage
18
Q
geklets
A
prat (n)
19
Q
prestatie
A
prestasjon
20
Q
aan de gang zijn
A
pägä (-gikk,-gätt)
21
Q
beroven
A
rane
22
Q
regelrecht
A
regelrett
23
Q
regering
A
regjering
24
Q
regelen
A
regulere
25
rendierteelt
reindrift
26
pak slaag
ris
27
zaal
sal
28
zadelen
sale
29
ofschoon
selv om
30
eigen woning
selveierleilighet
31
hinderlijk
sjenerende
32
belasting
skatt
33
scheef
skjev
34
schillen
skrelle
35
schreeuw, gil, geschreeuw
skrik (n)
36
gekrijs, geschreeuw, lawaai
skräl (n)
37
schemering
skumring
38
enorm groot (lett. wolkenhoog)
skyhöy
39
smijten, slingeren
slenge
40
snoep
slikkeri (n)
41
slaan, knallen
smelle (smalt, smelt)
42
slaappil
sovetablett
43
schoppen
sparke
44
zuinig, spaarzaam
sparsommelig
45
padvinder
speider
46
rennen
springe (sprang, sprunget)
47
stal
stall
48
recht
steil
49
binnengaan, binnenwippen
stikke innom (stakk, stukket)
50
overblijven
stä igjen (sto, stätt)