TW9 B1 Flashcards

1
Q

Iets kennen of kunnen = iets …

A

beheersen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat te maken heeft met je beroep = …

A

professioneel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

De expert = …

A

de specialist, de deskundige

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Een kwaliteit die iemand heeft = …

A

de vaardigheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Zorgen dat iemand een beroep leert = iemand …

A

opleiden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

We moeten tijdens onze studies ook werkervaring opdoen, we doen dus een … in een bedrijf.

A

stage

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Geschoold >

A

ongeschoold

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

De opleiding waarbij iemand een ander beroep leert dan hij/zij had = …

A

de omscholing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Reclame in een krant of tijdschrift waarin iemand iets vraagt of aanbiedt = de …

A

advertentie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

De jobaanbieding = …

A

de vacature

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe noemen we iets wat men aanbiedt?

A

het aanbod

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Proberen een bepaalde job te krijgen = …

A

solliciteren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

De persoon die solliciteert = …

A

de sollicitant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Een brief waarin je jezelf voorstelt als je een job probeert te krijgen = …

A

de sollicitatiebrief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Een gesprek tussen iemand die een job aanbiedt en iemand die de job wil hebben = …

A

het sollicitatiegesprek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Het cv (schrijf het in volledige woorden)

A

het curriculum vitae

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Kiezen uit veel mogelijkheden = …

A

selecteren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Iemand aannemen = iemand … … …

A

in dienst nemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Iemand een bepaalde functie geven = iemand …

A

aanstellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Als iemand een bepaalde functie krijgt = …

A

de aanstelling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

De meest geschikte persoon is de … persoon voor deze job.

A

aangewezen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

De werkuren = de …

A

werktijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Fulltime =

A

voltijds

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Parttime =

A

deeltijds

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Als je ergens een job hebt, ben je daar …

A

werkzaam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Doorwerken = …

A

voortwerken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Alle jobs die iemand in zijn leven doet = …

A

de carrière

28
Q

Als je een betere functie krijgt, krijg je een …

A

promotie

29
Q

Een moeilijke opdracht die je toch wil proberen, is een …

A

uitdaging

30
Q

Beginnen met werken = … … … gaan, of … … …

A

aan de slag (gaan), in dienst treden

31
Q

Langer werken dan normaal = …

A

overwerken

32
Q

Als je veel werk hebt en je hebt het druk, dan kan je … hebben.

A

stress

33
Q

Vervelend, niet interessant =

A

saai

34
Q

Iemand die helpt bij de administratie = …

A

de administratief medewerker

35
Q

Een jongen of man die helpt bij het werk = …

A

de knecht

36
Q

Het bestuur = …

A

het management

37
Q

Als je geen job hebt, ben je …

A

werkloos

38
Q

Een persoon die werkloos is, is een …

A

werkloze

39
Q

Geef het substantief van werkloos = …

A

de werkloosheid

40
Q

Geld dat je van de overheid krijgt, bijvoorbeeld als je werkloos bent = …

A

de uitkering

41
Q

De bijstand = …

A

het leefloon

42
Q

Iemand die werk zoekt = …

A

de werkzoekende

43
Q

Het uitzendbureau = …

A

het interimkantoor

44
Q

Iemand die werkt via een uitzendbureau = …

A

uitzendkracht

45
Q

De intercedent =

A

de consulent

46
Q

Als iemand in actie kan komen of een bepaalde taak kan uitvoeren, is die …

A

inzetbaar

47
Q

Omdat je het zelf wil of zonder dat je ervoor betaald wordt =

A

vrijwillig

48
Q

Werk dat je gratis doet om anderen te helpen =

A

vrijwilligerswerk

49
Q

Als er veel werk is, dan is er …

A

werkgelegenheid

50
Q

Geef de tijden van ONTSLAAN.

A

ontsloeg, heeft ontslagen

51
Q

Misschien moeten verdwijnen = op de … …

A

tocht staan

52
Q

Wat is het substantief van ontslaan? het …

A

ontslag

53
Q

Iemand verbieden om zijn/haar functie te doen = iemand …

A

schorsen

54
Q

Wat is het substantief van schorsen? de …

A

schorsing

55
Q

Loon betalen =

A

uitbetalen

56
Q

Het geld dat iemand krijgt omdat hij iets gedaan heeft = de …

A

vergoeding

57
Q

Iemand belastingen laten betalen = iemand …

A

belasten

58
Q

Iemand een bepaalde, moeilijke taak geven = iemand … …

A

belasten met

59
Q

Bruto >

A

netto

60
Q

Geef de tijden van STAKEN.

A

staakte, heeft gestaakt

61
Q

Iemand die staakt = de …

A

staker

62
Q

Een organisatie die de rechten van de werknemers verdedigt, heet een …

A

vakbond

63
Q

Alle vakbonden samen = de …

A

vakbeweging

64
Q

Een gevoel van vriendschap met andere mensen die je wil helpen =

A

solidariteit

65
Q

Een paar mensen die een grote groep mensen vertegenwoordigen = de …

A

delegatie

66
Q

Collectieve arbeidsovereenkomst = (afkorting) …

A

cao

67
Q

Het sluiten = de …

A

sluiting