TW11 A1 Flashcards
Als je niet moet werken of niet moet studeren, dan heb je …
vakantie
de reis = …
de tocht
Iets wat af is, is …
klaar
Wat zijn de tijden van VERTREKKEN?
vertrok, is vertrokken
Als hij voor een half jaar naar Amerika vertrekt, zal het moeilijk zijn om … te nemen.
afscheid
arriveren = …
aankomen
het binnenland >
het buitenland
alles wat je meeneemt op vakantie =
de bagage
Morgen vertrek ik op vakantie, maar ik moet mijn … nog pakken!
koffer
de informatie = …
de inlichting
Officieel document met je foto, je geboortedatum om te bewijzen wie je bent.
het paspoort
Een papier dat je moet invullen = …
het formulier
Hier slapen de meeste mensen als ze in een vreemd land zijn = …
het hotel
Wat zijn de tijden van BLIJVEN?
bleef, is gebleven
In de badkamer staat een … of een …. .
douche of een bad