TW2 B1 Flashcards

1
Q

Een deel van het lichaam = …

A

lichaamsdeel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Iemand zonder kleren is …

A

naakt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Het orgaan waarmee je denkt = …

A

de hersenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Je … kan je in verschillende kleurtjes lakken.

A

nagels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Bloedvat = …

A

ader

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Als je veel sport, train je je …

A

spieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Als je in de zon ligt, moet je je … goed beschermen.

A

huid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Als je teveel hebt gegeten, heb je een volle …

A

maag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Te veel alcohol drinken is niet goed voor je …

A

lever

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Het is heel belangrijk veel water te drinken voor je …

A

nieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Mannelijk geslachtsdeel = …

A

penis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Vrouwelijk geslachtsdeel = …

A

vagina

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Roken is niet goed voor de …

A

longen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Lucht door je neus of mond in en uit je lichaam laten gaan = …

A

ademen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Een erg onvriendelijk woord voor vrouw = …

A

wijf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Homoseksueel >

A

heteroseksueel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat zijn de tijden van VERLEIDEN?

A

verleidde, verleid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Mooi en aantrekkelijk = …

A

sexy

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Een vrouw met een kind in haar buik = …

A

zwanger

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Mijn vrouw neemt de …. Maar volgend jaar beginnen we aan kinderen.

A

pil

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

De actie die de zwangerschap stopt = …

A

de abortus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wanneer een vrouw maandelijks bloed verliest, is ze …

A

ongesteld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Informatie over seksualiteit = …

A

seksuele voorlichting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Het moment waarop je tot leven komt = …

A

de geboorte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Een kind van ongeveer drie tot vijf jaar = …

A

de kleuter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Een baby slaapt niet in een bed, maar in een …

A

wieg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Een baby gaat niet naar het toilet, maar doet zijn behoefte in zijn …

A

luier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wat zijn de tijden van OPGROEIEN?

A

groeide op, opgegroeid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Hij is heel streng … door zijn ouders. Hij mag bijna nooit iets.

A

opgevoed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Iemand tussen tien en twintig jaar oud = …

A

een tiener

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Tiener >

A

bejaarde/volwassene

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Een dood lichaam = …

A

een lijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Kerkhof = …

A

begraafplaats

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Wanneer iemand sterft, moet je naar een …

A

begrafenis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Wat zijn de tijden van RONDKIJKEN?

A

keek rond, rondgekeken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Om je ogen te beschermen van de zon, moet je een … dragen.

A

zonnebril

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Als je beter wilt zien, maar geen bril wilt dragen, kan je ook … dragen.

A

contactlenzen

38
Q

Voor de les biologie moeten we vogels …

A

observeren

39
Q

Iemand/iets geniepig bekijken = …

A

gluren

40
Q

Iemand die niet kan horen = …

A

doof

41
Q

Dat wat je proeft als je eet of drinkt = …

A

de smaak

42
Q

Iemand die actief is, is heel …

A

levendig

43
Q

Wat zijn de tijden van TEGENHOUDEN?

A

hield tegen, tegengehouden

44
Q

In de winter wordt er zout op de weg … als het sneeuwt.

A

gestrooid

45
Q

Wat zijn de tijden van ZWERVEN?

A

zwierf, gezworven

46
Q

Heel stil en voorzichtig lopen zodat niemand je hoort of ziet = …

A

sluipen

47
Q

Iets in de prullenbak gooien omdat je het niet meer wilt hebben = …

A

weggooien

48
Q

Naar een andere plaats rijden = …

A

wegrijden

49
Q

Een atleet moet heel goed zijn … kunnen bewaren.

A

evenwicht

50
Q

Wat zijn de tijden van STOTEN?

A

stootte, gestoten

51
Q

De schop = …

A

de trap

52
Q

Om verder te lezen, moet je de pagina …

A

omslaan

53
Q

Achterover >

A

voorover

54
Q

Uitgerust >

A

uitgeput

55
Q

Gapen = ….

A

geeuwen

56
Q

Statisch >

A

dynamisch

57
Q

Beven = …

A

trillen

58
Q

Heen en weer bewegen = …

A

wiebelen

59
Q

Groeten met je handen = …

A

zwaaien

60
Q

Een hond …

A

strelen

61
Q

Iets tussen je vingers nemen en hard drukken = …

A

knijpen

62
Q

Na het concert … het pupliek enthousiast.

A

klapte

63
Q

Iedere keer als ik … doet mijn keel pijn. (niet hoesten)

A

slik

64
Q

Wat zijn de tijden van ZUIGEN?

A

zoog, gezogen

65
Q

Mama en papa hebben ruzie, omdat papa heel de nacht heeft … Mama heeft daardoor geen oog dicht gedaan.

A

gesnurkt

66
Q

De soep is heet. Je moet een beetje ….

A

blazen

67
Q

Wat zijn de tijden van FLUITEN?

A

floot, gefloten

68
Q

Iemand die knap is, is mooi of …

A

aantrekkelijk

69
Q

Het voorkomen van iemand = …

A

het uiterlijk

70
Q

De manier waarop je zit of staat = je …

A

houding

71
Q

William is erg groot. Door zijn … valt hij meteen op

A

lengte

72
Q

Ze weegt slechts 40 kilo. Dat is een erg laag …

A

gewicht

73
Q

Als je gewicht verliest en dunner wordt, dan …. je….

A

val je af

74
Q

Op je eten letten met behulp van een bepaald patroon = …

A

dieet

75
Q

Iemand met haren >

A

iemand die kaal is

76
Q

Het haar onder de man zijn neus = …

A

de snor

77
Q

Alice in Wonderland heeft geen zwarte haren maar …

A

blonde

78
Q

Niet netjes, door elkaar = …

A

in de war

79
Q

Smaakvol = …

A

stijlvol

80
Q

Ze volgt steeds de … Iedere maand heeft ze wel een nieuw rokje of topje.

A

mode

81
Q

Slordig >

A

keurig / netjes

82
Q

Zich snel een beetje wassen = …

A

zich opfrissen

83
Q

Je poetst je tanden met een … en …

A

tandenborstel en tandpasta

84
Q

Een man scheert zijn baard met een … en…

A

scheermesje en scheerschuim

85
Q

Je haar borstelen = je haar …

A

kammen

86
Q

Wasbak = …

A

wastafel

87
Q

De plaats waar kappers werken = …

A

kapsalon

88
Q

De kapper heeft mij een heel nieuw … bezorgd.

A

kapsel

89
Q

Een van de belangrijkste instrumenten voor de kapper = … (niet: schaar)

A

haardroger/ föhn

90
Q

Vele vrouwen houden ervan om zich uren …. in de badkamer. Sommigen dragen jammer genoeg te veel …

A

op te maken en make- up

91
Q

Deze dikke vloeistof berschermt je tegen de zon = …

A

zonnebrandcrème

92
Q

Sommige vrouwen doen wat … op hun gezicht zodat het niet glimt

A

poeder