TW16 A1 Flashcards

1
Q

Een … heeft 5 vingers.

A

hand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Veel speelgoed wordt gemaakt in … in China.

A

fabrieken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

aanwezig >

A

afwezig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Iemand die op een kantoor werkt en iemand anders helpt is een …

A

assistent

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

een apparaat waarmee je iemand kunt opbellen = …

A

de telefoon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn de tijden van ORGANISEREN?

A

organiseerde, heeft georganiseerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

een geschreven bericht dat je iemand stuurt = …

A

de brief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Groeten en fruit kun je op de … kopen.

A

markt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

de onderneming = …

A

het bedrijf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

de baas van een instelling of bedrijf = …

A

de directeur / de directrice

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

kopen >

A

verkopen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

een product in een winkel = …

A

het artikel (pluralis: de artikelen!)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

sturen = …

A

zenden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

… is koning. (in een winkel)

A

Klant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

duur >

A

goedkoop

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

stijgen >

A

dalen

17
Q

Wat zijn de tijden van KOSTEN?

A

kostte, heeft gekost

18
Q

Als je veel dingen wilt kopen, dan moet je veel … hebben.

A

geld

19
Q

Wat zijn de tijden van VERDIENEN?

A

verdiend, heeft verdiend

19
Q

een bedrijf waar je geld kunt sparen = …

A

de bank

20
Q

Ben is 4 jaar en hij kan al tot tien …

A

tellen

21
Q

Wat zijn de tijden van BETALEN?

A

betaalde, heeft betaald

22
Q

een overeenkomst met een bedrijf dat je kosten betaalt bij schade, ziekte enz.

A

de verzekering