TW25 A2 Flashcards
een = …
‘n
het = …
‘t
… voor weer wordt het vandaag? -Het wordt koud!
Wat
Je resultaten waren niet goed, … betekent dat je niet geslaagd bent.
hetgeen / wat
Jamie is … die dat gezegd heeft.
degene
o.a. = … …
onder andere
Dat is onze leeraar niet, dat is … anders.
iemand
Ik hou van jou, en van … anders.
niemand
ik wil met geen van de twee op vakantie = ik wil met … van … op vakantie!
geen (van) beiden
dergelijk = …
zodanig
zoiets = iets …
dergelijks
Stenen gooien naar Margaux? … mag je niet doen!!
Zoiets
… mijn moeder … mijn vader houden van muziek.
Zowel (…) als (…)
Babs was een … … twee ziek.
(een) dag of (twee)
Ik ga met de fiets. Het is … mooi weer!
immers
Nico belt je … iets … vragen.
om (iets) te (vragen)
… ik studeer, betaalt mijn moeder alles.
Zolang
Je kunt een beurs krijgen op … … je goede punten haalt.
voorwaarde dat
als dat niet gebeurt = … …
zo niet
ook = tevens = …
eveneens
We hebben nog een oefening gemaakt, maar we hadden … kunnen stoppen.
evengoed
althans = …
tenminste
hoewel = ofschoon = …
alhoewel
maar = …
echter