TW2 A1 Flashcards
1
Q
Een hoed zet je op je …
A
hoofd
2
Q
Lekker eten ruik je met je…
A
neus
3
Q
Muziek luisteren doe je met je…
A
oren
4
Q
Iemand die niet veel zegt, houdt vaak zijn …
A
mond
5
Q
Je vingers zitten aan je …
A
hand
6
Q
Een vrouw haar … wordt dik wanneer ze zwanger is.
A
buik
7
Q
Een voet telt … tenen.
A
vijf
8
Q
Ik hou van jou met heel met mijn …
A
hart
9
Q
Man >
A
vrouw
10
Q
Dood >
A
leven
11
Q
Moeder >
A
vader
12
Q
Meisje >
A
jongen
13
Q
Mijn oma stierf op de … van 88 jaar.
A
leeftijd
14
Q
Oud >
A
jong
15
Q
Wat zijn de tijden van ZIEN?
A
zag, gezien
16
Q
Een … draag je op je neus.
A
bril
17
Q
Wat zijn de tijden van HOREN?
A
hoorde, gehoord