TW2 A1 Flashcards
Een hoed zet je op je …
hoofd
Lekker eten ruik je met je…
neus
Muziek luisteren doe je met je…
oren
Iemand die niet veel zegt, houdt vaak zijn …
mond
Je vingers zitten aan je …
hand
Een vrouw haar … wordt dik wanneer ze zwanger is.
buik
Een voet telt … tenen.
vijf
Ik hou van jou met heel met mijn …
hart
Man >
vrouw
Dood >
leven
Moeder >
vader
Meisje >
jongen
Mijn oma stierf op de … van 88 jaar.
leeftijd
Oud >
jong
Wat zijn de tijden van ZIEN?
zag, gezien
Een … draag je op je neus.
bril
Wat zijn de tijden van HOREN?
hoorde, gehoord
Hard >
zacht
Heerlijk van smaak = …
lekker
Fris = …
koel
Van plaats veranderen = …
bewegen
Een taart … je in acht stukken.
verdeel
Lopend = …
te voet
Niet op één plaats blijven = …
weggaan