TW18 A2 Flashcards
het vervoer dat iedereen kan gebruiken, zoals de bus en de trein = …
het openbaar vervoer
de plaats waar een bus, een tram stopt = …
de halte
de auto met chauffeur die je voor een bepaald bedrag ergens naar toe brengt = …
de taxi
een aantal mensen die achter elkaar in een lange rechte lijn staan, vormen een …
rij
Wat zijn de tijden van DOORRIJDEN?
reed door, is doorgereden
het vertrek >
de aankomst
Wat zijn de tijden van AFSTEMPELEN?
stempelde af, heeft afgestempeld
het enkeltje / de enkele reis >
de retour
op en neer = …
heen en weer / heen en terug
de duurste ruimte in de trein = …
eerste klasse
de minder dure ruimte in de trein = …
tweede klasse
een trein die bij elk station stopt = …
de stoptrein
de persoon die de kaartjes controleert in de trein of tram = …
de conducteur / de conductrice
We moeten ons vliegtuig halen, dus we moeten op tijd vertrekken naar de …
luchthaven
de persoon die voor de passagiers zorgt in een vliegtuig = …
de steward / de stewardess
een plaats waar boten aankomen en vertrekken = …
de haven
Wat zijn de tijden van VAREN?
voer, is gevaren